Speak any language with confidence

Take our quick quiz to start your journey to fluency today!

Get started

Depouilleren (to do) conjugation

Dutch
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Present tense
depouilleer
depouilleert
depouilleert
depouilleren
depouilleren
depouilleren
Present perfect tense
heb gedepouilleerd
hebt gedepouilleerd
heeft gedepouilleerd
hebben gedepouilleerd
hebben gedepouilleerd
hebben gedepouilleerd
Past tense
depouilleerde
depouilleerde
depouilleerde
depouilleerden
depouilleerden
depouilleerden
Future tense
zal depouilleren
zult depouilleren
zal depouilleren
zullen depouilleren
zullen depouilleren
zullen depouilleren
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional mood
zou depouilleren
zou depouilleren
zou depouilleren
zouden depouilleren
zouden depouilleren
zouden depouilleren
Subjunctive mood
depouillere
depouillere
depouillere
depouillere
depouillere
depouillere
Past perfect tense
had gedepouilleerd
had gedepouilleerd
had gedepouilleerd
hadden gedepouilleerd
hadden gedepouilleerd
hadden gedepouilleerd
Future perf.
zal gedepouilleerd hebben
zal gedepouilleerd hebben
zal gedepouilleerd hebben
zullen gedepouilleerd hebben
zullen gedepouilleerd hebben
zullen gedepouilleerd hebben
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional perfect tense
zou gedepouilleerd hebben
zou gedepouilleerd hebben
zou gedepouilleerd hebben
zouden gedepouilleerd hebben
zouden gedepouilleerd hebben
zouden gedepouilleerd hebben
Du
Ihr
Imperative mood
depouilleer
depouilleert

More Dutch verbs

Related

Not found
We have none.

Similar

Not found
We have none.

Similar but longer

Not found
We have none.

Other Dutch verbs with the meaning similar to 'do':

None found.