Deelhebben (to do) conjugation

Dutch

Conjugation of deelhebben

Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Present tense
heb deel
I do
hebt deel
you do
hebt deel
he/she/it does
hebben deel
we do
hebben deel
you all do
hebben deel
they do
Present perfect tense
heb deelgehad
I have done
hebt deelgehad
you have done
heeft deelgehad
he/she/it has done
hebben deelgehad
we have done
hebben deelgehad
you all have done
hebben deelgehad
they have done
Past tense
had deel
I did
had deel
you did
had deel
he/she/it did
hadden deel
we did
hadden deel
you all did
hadden deel
they did
Future tense
zal deelhebben
I will do
zult deelhebben
you will do
zal deelhebben
he/she/it will do
zullen deelhebben
we will do
zullen deelhebben
you all will do
zullen deelhebben
they will do
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional mood
zou deelhebben
I would do
zou deelhebben
you would do
zou deelhebben
he/she/it would do
zouden deelhebben
we would do
zouden deelhebben
you all would do
zouden deelhebben
they would do
Subjunctive mood
hebbe deel
I do
hebbe deel
you do
hebbe deel
he/she/it do
hebbe deel
we do
hebbe deel
you all do
hebbe deel
they do
Past perfect tense
had deelgehad
I had done
had deelgehad
you had done
had deelgehad
he/she/it had done
hadden deelgehad
we had done
hadden deelgehad
you all had done
hadden deelgehad
they had done
Future perf.
zal deelgehad hebben
I will have done
zal deelgehad hebben
you will have done
zal deelgehad hebben
he/she/it will have done
zullen deelgehad hebben
we will have done
zullen deelgehad hebben
you all will have done
zullen deelgehad hebben
they will have done
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional perfect tense
zou deelgehad hebben
I would have done
zou deelgehad hebben
you would have done
zou deelgehad hebben
he/she/it would have done
zouden deelgehad hebben
we would have done
zouden deelgehad hebben
you all would have done
zouden deelgehad hebben
they would have done
Present bijzin tense
deelheb
I do
deelhebt
you do
deelhebt
he/she/it does
deelhebben
we do
deelhebben
you all do
deelhebben
they do
Past bijzin tense
deelhad
I did
deelhad
you did
deelhad
he/she/it did
deelhadden
we did
deelhadden
you all did
deelhadden
they did
Future bijzin tense
zal deelhebben
I will do
zult deelhebben
you will do
zal deelhebben
he/she/it will do
zullen deelhebben
we will do
zullen deelhebben
you all will do
zullen deelhebben
they will do
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional bijzin mood
zou deelhebben
I would do
zou deelhebben
you would do
zou deelhebben
he/she/it would do
zouden deelhebben
we would do
zouden deelhebben
you all would do
zouden deelhebben
they would do
Subjunctive bijzin mood
deelhebbe
I do
deelhebbe
you do
deelhebbe
he/she/it do
deelhebbe
we do
deelhebbe
you all do
deelhebbe
they do
Du
Ihr
Imperative mood
heb deel
do
hebt deel
do

More Dutch verbs

Related

Not found
We have none.

Similar

Not found
We have none.

Similar but longer

Not found
We have none.

Random

darten
do
decentraliseren
decant
declareren
declaim
decoderen
decode
deconfessionaliseren
do
deduceren
deduce
deelnemen
participate
defibrilleren
defibrillate
dekoloniseren
decolonize
demagnetiseren
demagnetize

Other Dutch verbs with the meaning similar to 'do':

None found.
Learning languages?