Decapiteren (to decant) conjugation

Dutch

Conjugation of decapiteren

Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Present tense
decapiteer
I decant
decapiteert
you decant
decapiteert
he/she/it decants
decapiteren
we decant
decapiteren
you all decant
decapiteren
they decant
Present perfect tense
heb gedecapiteerd
I have decanted
hebt gedecapiteerd
you have decanted
heeft gedecapiteerd
he/she/it has decanted
hebben gedecapiteerd
we have decanted
hebben gedecapiteerd
you all have decanted
hebben gedecapiteerd
they have decanted
Past tense
decapiteerde
I decanted
decapiteerde
you decanted
decapiteerde
he/she/it decanted
decapiteerden
we decanted
decapiteerden
you all decanted
decapiteerden
they decanted
Future tense
zal decapiteren
I will decant
zult decapiteren
you will decant
zal decapiteren
he/she/it will decant
zullen decapiteren
we will decant
zullen decapiteren
you all will decant
zullen decapiteren
they will decant
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional mood
zou decapiteren
I would decant
zou decapiteren
you would decant
zou decapiteren
he/she/it would decant
zouden decapiteren
we would decant
zouden decapiteren
you all would decant
zouden decapiteren
they would decant
Subjunctive mood
decapitere
I decant
decapitere
you decant
decapitere
he/she/it decant
decapitere
we decant
decapitere
you all decant
decapitere
they decant
Past perfect tense
had gedecapiteerd
I had decanted
had gedecapiteerd
you had decanted
had gedecapiteerd
he/she/it had decanted
hadden gedecapiteerd
we had decanted
hadden gedecapiteerd
you all had decanted
hadden gedecapiteerd
they had decanted
Future perf.
zal gedecapiteerd hebben
I will have decanted
zal gedecapiteerd hebben
you will have decanted
zal gedecapiteerd hebben
he/she/it will have decanted
zullen gedecapiteerd hebben
we will have decanted
zullen gedecapiteerd hebben
you all will have decanted
zullen gedecapiteerd hebben
they will have decanted
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional perfect tense
zou gedecapiteerd hebben
I would have decanted
zou gedecapiteerd hebben
you would have decanted
zou gedecapiteerd hebben
he/she/it would have decanted
zouden gedecapiteerd hebben
we would have decanted
zouden gedecapiteerd hebben
you all would have decanted
zouden gedecapiteerd hebben
they would have decanted
Du
Ihr
Imperative mood
decapiteer
decant
decapiteert
decant

More Dutch verbs

Related

Not found
We have none.

Similar

Not found
We have none.

Similar but longer

Not found
We have none.

Random

dalen
descend
dalven
do
danken
thank
dansen
dance
decanteren
decant
decentraliseren
decant
decoderen
decode
deduceren
deduce
defileren
march past
deleten
delete

Other Dutch verbs with the meaning similar to 'decant':

None found.
Learning languages?