Speak any language with confidence

Take our quick quiz to start your journey to fluency today!

Get started

Debarrasseren (to do) conjugation

Dutch
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Present tense
debarrasseer
debarrasseert
debarrasseert
debarrasseren
debarrasseren
debarrasseren
Present perfect tense
heb gedebarrasseerd
hebt gedebarrasseerd
heeft gedebarrasseerd
hebben gedebarrasseerd
hebben gedebarrasseerd
hebben gedebarrasseerd
Past tense
debarrasseerde
debarrasseerde
debarrasseerde
debarrasseerden
debarrasseerden
debarrasseerden
Future tense
zal debarrasseren
zult debarrasseren
zal debarrasseren
zullen debarrasseren
zullen debarrasseren
zullen debarrasseren
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional mood
zou debarrasseren
zou debarrasseren
zou debarrasseren
zouden debarrasseren
zouden debarrasseren
zouden debarrasseren
Subjunctive mood
debarrassere
debarrassere
debarrassere
debarrassere
debarrassere
debarrassere
Past perfect tense
had gedebarrasseerd
had gedebarrasseerd
had gedebarrasseerd
hadden gedebarrasseerd
hadden gedebarrasseerd
hadden gedebarrasseerd
Future perf.
zal gedebarrasseerd hebben
zal gedebarrasseerd hebben
zal gedebarrasseerd hebben
zullen gedebarrasseerd hebben
zullen gedebarrasseerd hebben
zullen gedebarrasseerd hebben
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional perfect tense
zou gedebarrasseerd hebben
zou gedebarrasseerd hebben
zou gedebarrasseerd hebben
zouden gedebarrasseerd hebben
zouden gedebarrasseerd hebben
zouden gedebarrasseerd hebben
Du
Ihr
Imperative mood
debarrasseer
debarrasseert

More Dutch verbs

Related

Not found
We have none.

Similar

Not found
We have none.

Similar but longer

Not found
We have none.

Random

contempleren
contemplate
cultiveren
do
dabben
do
dagtekenen
date
dalen
descend
debarkeren
disembark
debatteren
debate
declasseren
declaim
dehydreren
dehydrate
deizen
do

Other Dutch verbs with the meaning similar to 'do':

None found.