Culpabiliseren (to do) conjugation

Dutch

Conjugation of culpabiliseren

Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Present tense
culpabiliseer
I do
culpabiliseert
you do
culpabiliseert
he/she/it does
culpabiliseren
we do
culpabiliseren
you all do
culpabiliseren
they do
Present perfect tense
heb geculpabiliseerd
I have done
hebt geculpabiliseerd
you have done
heeft geculpabiliseerd
he/she/it has done
hebben geculpabiliseerd
we have done
hebben geculpabiliseerd
you all have done
hebben geculpabiliseerd
they have done
Past tense
culpabiliseerde
I did
culpabiliseerde
you did
culpabiliseerde
he/she/it did
culpabiliseerden
we did
culpabiliseerden
you all did
culpabiliseerden
they did
Future tense
zal culpabiliseren
I will do
zult culpabiliseren
you will do
zal culpabiliseren
he/she/it will do
zullen culpabiliseren
we will do
zullen culpabiliseren
you all will do
zullen culpabiliseren
they will do
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional mood
zou culpabiliseren
I would do
zou culpabiliseren
you would do
zou culpabiliseren
he/she/it would do
zouden culpabiliseren
we would do
zouden culpabiliseren
you all would do
zouden culpabiliseren
they would do
Subjunctive mood
culpabilisere
I do
culpabilisere
you do
culpabilisere
he/she/it do
culpabilisere
we do
culpabilisere
you all do
culpabilisere
they do
Past perfect tense
had geculpabiliseerd
I had done
had geculpabiliseerd
you had done
had geculpabiliseerd
he/she/it had done
hadden geculpabiliseerd
we had done
hadden geculpabiliseerd
you all had done
hadden geculpabiliseerd
they had done
Future perf.
zal geculpabiliseerd hebben
I will have done
zal geculpabiliseerd hebben
you will have done
zal geculpabiliseerd hebben
he/she/it will have done
zullen geculpabiliseerd hebben
we will have done
zullen geculpabiliseerd hebben
you all will have done
zullen geculpabiliseerd hebben
they will have done
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional perfect tense
zou geculpabiliseerd hebben
I would have done
zou geculpabiliseerd hebben
you would have done
zou geculpabiliseerd hebben
he/she/it would have done
zouden geculpabiliseerd hebben
we would have done
zouden geculpabiliseerd hebben
you all would have done
zouden geculpabiliseerd hebben
they would have done
Du
Ihr
Imperative mood
culpabiliseer
do
culpabiliseert
do

More Dutch verbs

Related

Not found
We have none.

Similar

Not found
We have none.

Similar but longer

Not found
We have none.

Random

conditioneren
stipulate
continueren
continue
corrigeren
correct
crashen
crash
culmineren
culminate
cultiveren
do
de-escaleren
deescalate
debarkeren
disembark
deblokkeren
unblock
dechargeren
decant

Other Dutch verbs with the meaning similar to 'do':

None found.
Learning languages?