Contra-indiceren (to contraindicate) conjugation

Dutch

Conjugation of contra-indiceren

Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Present tense
contra-indiceer
I contraindicate
contra-indiceert
you contraindicate
contra-indiceert
he/she/it contraindicates
contra-indiceren
we contraindicate
contra-indiceren
you all contraindicate
contra-indiceren
they contraindicate
Present perfect tense
heb gecontra-indiceerd
I have contraindicated
hebt gecontra-indiceerd
you have contraindicated
heeft gecontra-indiceerd
he/she/it has contraindicated
hebben gecontra-indiceerd
we have contraindicated
hebben gecontra-indiceerd
you all have contraindicated
hebben gecontra-indiceerd
they have contraindicated
Past tense
contra-indiceerde
I contraindicated
contra-indiceerde
you contraindicated
contra-indiceerde
he/she/it contraindicated
contra-indiceerden
we contraindicated
contra-indiceerden
you all contraindicated
contra-indiceerden
they contraindicated
Future tense
zal contra-indiceren
I will contraindicate
zult contra-indiceren
you will contraindicate
zal contra-indiceren
he/she/it will contraindicate
zullen contra-indiceren
we will contraindicate
zullen contra-indiceren
you all will contraindicate
zullen contra-indiceren
they will contraindicate
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional mood
zou contra-indiceren
I would contraindicate
zou contra-indiceren
you would contraindicate
zou contra-indiceren
he/she/it would contraindicate
zouden contra-indiceren
we would contraindicate
zouden contra-indiceren
you all would contraindicate
zouden contra-indiceren
they would contraindicate
Subjunctive mood
contra-indicere
I contraindicate
contra-indicere
you contraindicate
contra-indicere
he/she/it contraindicate
contra-indicere
we contraindicate
contra-indicere
you all contraindicate
contra-indicere
they contraindicate
Past perfect tense
had gecontra-indiceerd
I had contraindicated
had gecontra-indiceerd
you had contraindicated
had gecontra-indiceerd
he/she/it had contraindicated
hadden gecontra-indiceerd
we had contraindicated
hadden gecontra-indiceerd
you all had contraindicated
hadden gecontra-indiceerd
they had contraindicated
Future perf.
zal gecontra-indiceerd hebben
I will have contraindicated
zal gecontra-indiceerd hebben
you will have contraindicated
zal gecontra-indiceerd hebben
he/she/it will have contraindicated
zullen gecontra-indiceerd hebben
we will have contraindicated
zullen gecontra-indiceerd hebben
you all will have contraindicated
zullen gecontra-indiceerd hebben
they will have contraindicated
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional perfect tense
zou gecontra-indiceerd hebben
I would have contraindicated
zou gecontra-indiceerd hebben
you would have contraindicated
zou gecontra-indiceerd hebben
he/she/it would have contraindicated
zouden gecontra-indiceerd hebben
we would have contraindicated
zouden gecontra-indiceerd hebben
you all would have contraindicated
zouden gecontra-indiceerd hebben
they would have contraindicated
Du
Ihr
Imperative mood
contra-indiceer
contraindicate
contra-indiceert
contraindicate

More Dutch verbs

Related

Not found
We have none.

Similar

Not found
We have none.

Similar but longer

Not found
We have none.

Random

colporteren
peddle
condoleren
stipulate
congresseren
do
connoteren
do
consacreren
consecrate
constitueren
constitute
continueren
continue
contracteren
contract
contrasteren
contrast
culmineren
culminate

Other Dutch verbs with the meaning similar to 'contraindicate':

None found.
Learning languages?