Speak any language with confidence

Take our quick quiz to start your journey to fluency today!

Get started

Constitueren (to constitute) conjugation

Dutch
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Present tense
constitueer
constitueert
constitueert
constitueren
constitueren
constitueren
Present perfect tense
heb geconstitueerd
hebt geconstitueerd
heeft geconstitueerd
hebben geconstitueerd
hebben geconstitueerd
hebben geconstitueerd
Past tense
constitueerde
constitueerde
constitueerde
constitueerden
constitueerden
constitueerden
Future tense
zal constitueren
zult constitueren
zal constitueren
zullen constitueren
zullen constitueren
zullen constitueren
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional mood
zou constitueren
zou constitueren
zou constitueren
zouden constitueren
zouden constitueren
zouden constitueren
Subjunctive mood
constituere
constituere
constituere
constituere
constituere
constituere
Past perfect tense
had geconstitueerd
had geconstitueerd
had geconstitueerd
hadden geconstitueerd
hadden geconstitueerd
hadden geconstitueerd
Future perf.
zal geconstitueerd hebben
zal geconstitueerd hebben
zal geconstitueerd hebben
zullen geconstitueerd hebben
zullen geconstitueerd hebben
zullen geconstitueerd hebben
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional perfect tense
zou geconstitueerd hebben
zou geconstitueerd hebben
zou geconstitueerd hebben
zouden geconstitueerd hebben
zouden geconstitueerd hebben
zouden geconstitueerd hebben
Du
Ihr
Imperative mood
constitueer
constitueert

More Dutch verbs

Related

Not found
We have none.

Similar

Not found
We have none.

Similar but longer

Not found
We have none.

Random

coifferen
cohabit
compenseren
compensate
confisqueren
confiscate
consacreren
consecrate
constateren
ascertain
construeren
construct
contrariëren
do
coöpereren
convert
copuleren
copulate
creëren
create

Other Dutch verbs with the meaning similar to 'constitute':

None found.