Speak any language with confidence

Take our quick quiz to start your journey to fluency today!

Get started

Consigneren (to consign) conjugation

Dutch
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Present tense
consigneer
consigneert
consigneert
consigneren
consigneren
consigneren
Present perfect tense
heb geconsigneerd
hebt geconsigneerd
heeft geconsigneerd
hebben geconsigneerd
hebben geconsigneerd
hebben geconsigneerd
Past tense
consigneerde
consigneerde
consigneerde
consigneerden
consigneerden
consigneerden
Future tense
zal consigneren
zult consigneren
zal consigneren
zullen consigneren
zullen consigneren
zullen consigneren
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional mood
zou consigneren
zou consigneren
zou consigneren
zouden consigneren
zouden consigneren
zouden consigneren
Subjunctive mood
consignere
consignere
consignere
consignere
consignere
consignere
Past perfect tense
had geconsigneerd
had geconsigneerd
had geconsigneerd
hadden geconsigneerd
hadden geconsigneerd
hadden geconsigneerd
Future perf.
zal geconsigneerd hebben
zal geconsigneerd hebben
zal geconsigneerd hebben
zullen geconsigneerd hebben
zullen geconsigneerd hebben
zullen geconsigneerd hebben
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional perfect tense
zou geconsigneerd hebben
zou geconsigneerd hebben
zou geconsigneerd hebben
zouden geconsigneerd hebben
zouden geconsigneerd hebben
zouden geconsigneerd hebben
Du
Ihr
Imperative mood
consigneer
consigneert

More Dutch verbs

Related

Not found
We have none.

Similar

Not found
We have none.

Similar but longer

Not found
We have none.

Other Dutch verbs with the meaning similar to 'consign':

None found.