Complementeren (to complement) conjugation

Dutch
4 examples

Conjugation of complementeren

Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Present tense
complementeer
I complement
complementeert
you complement
complementeert
he/she/it complements
complementeren
we complement
complementeren
you all complement
complementeren
they complement
Present perfect tense
heb gecomplementeerd
I have complemented
hebt gecomplementeerd
you have complemented
heeft gecomplementeerd
he/she/it has complemented
hebben gecomplementeerd
we have complemented
hebben gecomplementeerd
you all have complemented
hebben gecomplementeerd
they have complemented
Past tense
complementeerde
I complemented
complementeerde
you complemented
complementeerde
he/she/it complemented
complementeerden
we complemented
complementeerden
you all complemented
complementeerden
they complemented
Future tense
zal complementeren
I will complement
zult complementeren
you will complement
zal complementeren
he/she/it will complement
zullen complementeren
we will complement
zullen complementeren
you all will complement
zullen complementeren
they will complement
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional mood
zou complementeren
I would complement
zou complementeren
you would complement
zou complementeren
he/she/it would complement
zouden complementeren
we would complement
zouden complementeren
you all would complement
zouden complementeren
they would complement
Subjunctive mood
complementere
I complement
complementere
you complement
complementere
he/she/it complement
complementere
we complement
complementere
you all complement
complementere
they complement
Past perfect tense
had gecomplementeerd
I had complemented
had gecomplementeerd
you had complemented
had gecomplementeerd
he/she/it had complemented
hadden gecomplementeerd
we had complemented
hadden gecomplementeerd
you all had complemented
hadden gecomplementeerd
they had complemented
Future perf.
zal gecomplementeerd hebben
I will have complemented
zal gecomplementeerd hebben
you will have complemented
zal gecomplementeerd hebben
he/she/it will have complemented
zullen gecomplementeerd hebben
we will have complemented
zullen gecomplementeerd hebben
you all will have complemented
zullen gecomplementeerd hebben
they will have complemented
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional perfect tense
zou gecomplementeerd hebben
I would have complemented
zou gecomplementeerd hebben
you would have complemented
zou gecomplementeerd hebben
he/she/it would have complemented
zouden gecomplementeerd hebben
we would have complemented
zouden gecomplementeerd hebben
you all would have complemented
zouden gecomplementeerd hebben
they would have complemented
Du
Ihr
Imperative mood
complementeer
complement
complementeert
complement

Examples of complementeren

Example in DutchTranslation in English
- Jullie complementeren elkaar.You complement each other.
Het rationele en irrationele complementeren elkaar.The rational and the irrational complement each other.
Behalve dat hij je meubilair mooi complementeert wat doet hij in je eetkamer?And aside from beautifully complementing your credenza, why is he in your dining room?
Ik schop je in je kont. Ik ben 27, met lang donker haar... wat, zoals de mensen zeggen, mijn melkwitte gelaat perfect complementeert.I'm 27, with long auburn hair... that people say complements my milky white complexion.

More Dutch verbs

Related

Not found
We have none.

Similar

complimenteren
complicate

Similar but longer

Not found
We have none.

Other Dutch verbs with the meaning similar to 'complement':

None found.
Learning languages?