Cooljugator Logo Get a Dutch Tutor

collationeren

to collate

Looking for learning resources? Study with our courses! Get a full course →

Conjugation of collationeren

Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Present tense
collationeer
I collate
collationeert
you collate
collationeert
he/she/it collates
collationeren
we collate
collationeren
you all collate
collationeren
they collate
Present perfect tense
heb gecollationeerd
I have collated
hebt gecollationeerd
you have collated
heeft gecollationeerd
he/she/it has collated
hebben gecollationeerd
we have collated
hebben gecollationeerd
you all have collated
hebben gecollationeerd
they have collated
Past tense
collationeerde
I collated
collationeerde
you collated
collationeerde
he/she/it collated
collationeerden
we collated
collationeerden
you all collated
collationeerden
they collated
Future tense
zal collationeren
I will collate
zult collationeren
you will collate
zal collationeren
he/she/it will collate
zullen collationeren
we will collate
zullen collationeren
you all will collate
zullen collationeren
they will collate
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional mood
zou collationeren
I would collate
zou collationeren
you would collate
zou collationeren
he/she/it would collate
zouden collationeren
we would collate
zouden collationeren
you all would collate
zouden collationeren
they would collate
Subjunctive mood
collationere
I collate
collationere
you collate
collationere
he/she/it collate
collationere
we collate
collationere
you all collate
collationere
they collate
Past perfect tense
had gecollationeerd
I had collated
had gecollationeerd
you had collated
had gecollationeerd
he/she/it had collated
hadden gecollationeerd
we had collated
hadden gecollationeerd
you all had collated
hadden gecollationeerd
they had collated
Future perf.
zal gecollationeerd hebben
I will have collated
zal gecollationeerd hebben
you will have collated
zal gecollationeerd hebben
he/she/it will have collated
zullen gecollationeerd hebben
we will have collated
zullen gecollationeerd hebben
you all will have collated
zullen gecollationeerd hebben
they will have collated
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional perfect tense
zou gecollationeerd hebben
I would have collated
zou gecollationeerd hebben
you would have collated
zou gecollationeerd hebben
he/she/it would have collated
zouden gecollationeerd hebben
we would have collated
zouden gecollationeerd hebben
you all would have collated
zouden gecollationeerd hebben
they would have collated
Du
Ihr
Imperative mood
collationeer
collate
collationeert
collate

Further details about this page

LOCATION