Cocoonen (to cocoon) conjugation

Dutch
5 examples

Conjugation of cocoonen

Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Present tense
cocoon
I cocoon
cocoont
you cocoon
cocoont
he/she/it cocoons
cocoonen
we cocoon
cocoonen
you all cocoon
cocoonen
they cocoon
Present perfect tense
heb gecocoond
I have cocooned
hebt gecocoond
you have cocooned
heeft gecocoond
he/she/it has cocooned
hebben gecocoond
we have cocooned
hebben gecocoond
you all have cocooned
hebben gecocoond
they have cocooned
Past tense
cocoonde
I cocooned
cocoonde
you cocooned
cocoonde
he/she/it cocooned
cocoonden
we cocooned
cocoonden
you all cocooned
cocoonden
they cocooned
Future tense
zal cocoonen
I will cocoon
zult cocoonen
you will cocoon
zal cocoonen
he/she/it will cocoon
zullen cocoonen
we will cocoon
zullen cocoonen
you all will cocoon
zullen cocoonen
they will cocoon
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional mood
zou cocoonen
I would cocoon
zou cocoonen
you would cocoon
zou cocoonen
he/she/it would cocoon
zouden cocoonen
we would cocoon
zouden cocoonen
you all would cocoon
zouden cocoonen
they would cocoon
Subjunctive mood
cocoone
I cocoon
cocoone
you cocoon
cocoone
he/she/it cocoon
cocoone
we cocoon
cocoone
you all cocoon
cocoone
they cocoon
Past perfect tense
had gecocoond
I had cocooned
had gecocoond
you had cocooned
had gecocoond
he/she/it had cocooned
hadden gecocoond
we had cocooned
hadden gecocoond
you all had cocooned
hadden gecocoond
they had cocooned
Future perf.
zal gecocoond hebben
I will have cocooned
zal gecocoond hebben
you will have cocooned
zal gecocoond hebben
he/she/it will have cocooned
zullen gecocoond hebben
we will have cocooned
zullen gecocoond hebben
you all will have cocooned
zullen gecocoond hebben
they will have cocooned
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional perfect tense
zou gecocoond hebben
I would have cocooned
zou gecocoond hebben
you would have cocooned
zou gecocoond hebben
he/she/it would have cocooned
zouden gecocoond hebben
we would have cocooned
zouden gecocoond hebben
you all would have cocooned
zouden gecocoond hebben
they would have cocooned
Du
Ihr
Imperative mood
cocoon
cocoon
cocoont
cocoon

Examples of cocoonen

Example in DutchTranslation in English
Deze cocoon, die is... anders.This cocoon, it's... different.
Het is net als het verhaal van een larve die kruipt als een worm, en voor dat je het weet, zit ie in zo een cocoon... en knal!Just like that story about the caterpillar who's crawling along like a worm, and then the next thing you know, he's in that cocoon and bam!
Hij is al begonnen met zijn cocoon.He's already started his cocoon.
Je gaat in een cocoon, dan wil je eerst wel wat eten.You're going into a cocoon, you wanna eat first.
Misschien zoekt het een plek om een cocoon te maken.I mean, maybe it's looking for a place to cocoon.

More Dutch verbs

Related

Not found
We have none.

Similar

Not found
We have none.

Similar but longer

Not found
We have none.

Other Dutch verbs with the meaning similar to 'cocoon':

None found.
Learning languages?