Speak any language with confidence

Take our quick quiz to start your journey to fluency today!

Get started

Chemiseren (to check) conjugation

Dutch
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Present tense
chemiseer
chemiseert
chemiseert
chemiseren
chemiseren
chemiseren
Present perfect tense
heb gechemiseerd
hebt gechemiseerd
heeft gechemiseerd
hebben gechemiseerd
hebben gechemiseerd
hebben gechemiseerd
Past tense
chemiseerde
chemiseerde
chemiseerde
chemiseerden
chemiseerden
chemiseerden
Future tense
zal chemiseren
zult chemiseren
zal chemiseren
zullen chemiseren
zullen chemiseren
zullen chemiseren
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional mood
zou chemiseren
zou chemiseren
zou chemiseren
zouden chemiseren
zouden chemiseren
zouden chemiseren
Subjunctive mood
chemisere
chemisere
chemisere
chemisere
chemisere
chemisere
Past perfect tense
had gechemiseerd
had gechemiseerd
had gechemiseerd
hadden gechemiseerd
hadden gechemiseerd
hadden gechemiseerd
Future perf.
zal gechemiseerd hebben
zal gechemiseerd hebben
zal gechemiseerd hebben
zullen gechemiseerd hebben
zullen gechemiseerd hebben
zullen gechemiseerd hebben
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional perfect tense
zou gechemiseerd hebben
zou gechemiseerd hebben
zou gechemiseerd hebben
zouden gechemiseerd hebben
zouden gechemiseerd hebben
zouden gechemiseerd hebben
Du
Ihr
Imperative mood
chemiseer
chemiseert

More Dutch verbs

Related

Not found
We have none.

Similar

Not found
We have none.

Similar but longer

Not found
We have none.

Other Dutch verbs with the meaning similar to 'check':

None found.