Cooljugator Logo Get a Dutch Tutor

chaufferen

to drive

Looking for learning resources? Study with our courses! Get a full course →

Conjugation of chaufferen

Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Present tense
chauffeer
I drive
chauffeert
you drive
chauffeert
he/she/it drives
chaufferen
we drive
chaufferen
you all drive
chaufferen
they drive
Present perfect tense
heb gechauffeerd
I have driven
hebt gechauffeerd
you have driven
heeft gechauffeerd
he/she/it has driven
hebben gechauffeerd
we have driven
hebben gechauffeerd
you all have driven
hebben gechauffeerd
they have driven
Past tense
chauffeerde
I drove
chauffeerde
you drove
chauffeerde
he/she/it drove
chauffeerden
we drove
chauffeerden
you all drove
chauffeerden
they drove
Future tense
zal chaufferen
I will drive
zult chaufferen
you will drive
zal chaufferen
he/she/it will drive
zullen chaufferen
we will drive
zullen chaufferen
you all will drive
zullen chaufferen
they will drive
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional mood
zou chaufferen
I would drive
zou chaufferen
you would drive
zou chaufferen
he/she/it would drive
zouden chaufferen
we would drive
zouden chaufferen
you all would drive
zouden chaufferen
they would drive
Subjunctive mood
chauffere
I drive
chauffere
you drive
chauffere
he/she/it drive
chauffere
we drive
chauffere
you all drive
chauffere
they drive
Past perfect tense
had gechauffeerd
I had driven
had gechauffeerd
you had driven
had gechauffeerd
he/she/it had driven
hadden gechauffeerd
we had driven
hadden gechauffeerd
you all had driven
hadden gechauffeerd
they had driven
Future perf.
zal gechauffeerd hebben
I will have driven
zal gechauffeerd hebben
you will have driven
zal gechauffeerd hebben
he/she/it will have driven
zullen gechauffeerd hebben
we will have driven
zullen gechauffeerd hebben
you all will have driven
zullen gechauffeerd hebben
they will have driven
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional perfect tense
zou gechauffeerd hebben
I would have driven
zou gechauffeerd hebben
you would have driven
zou gechauffeerd hebben
he/she/it would have driven
zouden gechauffeerd hebben
we would have driven
zouden gechauffeerd hebben
you all would have driven
zouden gechauffeerd hebben
they would have driven
Du
Ihr
Imperative mood
chauffeer
drive
chauffeert
drive

Examples of chaufferen

Arnie mocht de rechter toen chaufferen.

The judge hired Arnie to drive him to some fancy political thing.

Die idioten mogen mij niet eens chaufferen.

I wouldn't let those assholes drive my car. Really?

Gelukkig hebben we 48 kogels van je slechte chauffeer van gisteren.

Fortunately, we recovered four dozen rounds from your bad driver last night.

Maar ze chauffeert altijd haar vriendinnen rond.

But she's always ready to drive those friends of hers that can't drive.

Wie chauffeert dit ding?

Who's gonna drive this thing?

Further details about this page

LOCATION