Speak any language with confidence

Take our quick quiz to start your journey to fluency today!

Get started

Chambreren (to cease) conjugation

Dutch
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Present tense
chambreer
chambreert
chambreert
chambreren
chambreren
chambreren
Present perfect tense
heb gechambreerd
hebt gechambreerd
heeft gechambreerd
hebben gechambreerd
hebben gechambreerd
hebben gechambreerd
Past tense
chambreerde
chambreerde
chambreerde
chambreerden
chambreerden
chambreerden
Future tense
zal chambreren
zult chambreren
zal chambreren
zullen chambreren
zullen chambreren
zullen chambreren
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional mood
zou chambreren
zou chambreren
zou chambreren
zouden chambreren
zouden chambreren
zouden chambreren
Subjunctive mood
chambrere
chambrere
chambrere
chambrere
chambrere
chambrere
Past perfect tense
had gechambreerd
had gechambreerd
had gechambreerd
hadden gechambreerd
hadden gechambreerd
hadden gechambreerd
Future perf.
zal gechambreerd hebben
zal gechambreerd hebben
zal gechambreerd hebben
zullen gechambreerd hebben
zullen gechambreerd hebben
zullen gechambreerd hebben
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional perfect tense
zou gechambreerd hebben
zou gechambreerd hebben
zou gechambreerd hebben
zouden gechambreerd hebben
zouden gechambreerd hebben
zouden gechambreerd hebben
Du
Ihr
Imperative mood
chambreer
chambreert

More Dutch verbs

Related

Not found
We have none.

Similar

Not found
We have none.

Similar but longer

Not found
We have none.

Other Dutch verbs with the meaning similar to 'cease':

None found.