Speak any language with confidence

Take our quick quiz to start your journey to fluency today!

Get started

Carpoolen (to carpool) conjugation

Dutch
12 examples
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Present tense
carpool
carpoolt
carpoolt
carpoolen
carpoolen
carpoolen
Present perfect tense
heb gecarpoold
hebt gecarpoold
heeft gecarpoold
hebben gecarpoold
hebben gecarpoold
hebben gecarpoold
Past tense
carpoolde
carpoolde
carpoolde
carpoolden
carpoolden
carpoolden
Future tense
zal carpoolen
zult carpoolen
zal carpoolen
zullen carpoolen
zullen carpoolen
zullen carpoolen
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional mood
zou carpoolen
zou carpoolen
zou carpoolen
zouden carpoolen
zouden carpoolen
zouden carpoolen
Subjunctive mood
carpoole
carpoole
carpoole
carpoole
carpoole
carpoole
Past perfect tense
had gecarpoold
had gecarpoold
had gecarpoold
hadden gecarpoold
hadden gecarpoold
hadden gecarpoold
Future perf.
zal gecarpoold hebben
zal gecarpoold hebben
zal gecarpoold hebben
zullen gecarpoold hebben
zullen gecarpoold hebben
zullen gecarpoold hebben
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional perfect tense
zou gecarpoold hebben
zou gecarpoold hebben
zou gecarpoold hebben
zouden gecarpoold hebben
zouden gecarpoold hebben
zouden gecarpoold hebben
Du
Ihr
Imperative mood
carpool
carpoolt

Examples of carpoolen

Example in DutchTranslation in English
- Ik denk dat het zinvol is om te carpoolen? - Ja.- Guess it makes sense to carpool?
- Nu we niet meer carpoolen, dacht ik om wat eerder te beginnen en een goede start te maken.Since we're no longer carpooling, I thought I'd start coming in earlier, get a jump on my days.
-Denk maar na over het carpoolen,Thanks. And think about carpooling.
Dan kunnen we samen lunchen en carpoolen.We could have lunch together. We could carpool.
Dan zou ik met je carpoolen.You're right. Then I'd carpool with you.
- Doet de carpool dat niet?Isn't the carpool picking him up ?
- Jezum, het is geen carpool- Oh hell, ain't carpool
Daar zijn ze... het connecticut personeel, nog helemaal bezweet van de carpool rit naar hier.There they are-- the connecticut crew, still all sweaty from the carpool ride in.
Die Poolse carpool?You hear about the Polish carpool?
Drie meiden net een geile carpool in 't midden van de dansvloer.And three chicks just did a dirty carpool right in the middle of the dance floor.
Wie carpoolt naar het werk met iemand in de ochtend en vertrekt 's avonds zonder hen.Who carpools to work with somebody in the morning and then leaves without them that night?
- We hebben gecarpoold.We carpooled.

More Dutch verbs

Related

Not found
We have none.

Similar

Not found
We have none.

Similar but longer

Not found
We have none.

Other Dutch verbs with the meaning similar to 'carpool':

None found.