Speak any language with confidence

Take our quick quiz to start your journey to fluency today!

Get started

Carbureren (to carbonize) conjugation

Dutch
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Present tense
carbureer
carbureert
carbureert
carbureren
carbureren
carbureren
Present perfect tense
heb gecarbureerd
hebt gecarbureerd
heeft gecarbureerd
hebben gecarbureerd
hebben gecarbureerd
hebben gecarbureerd
Past tense
carbureerde
carbureerde
carbureerde
carbureerden
carbureerden
carbureerden
Future tense
zal carbureren
zult carbureren
zal carbureren
zullen carbureren
zullen carbureren
zullen carbureren
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional mood
zou carbureren
zou carbureren
zou carbureren
zouden carbureren
zouden carbureren
zouden carbureren
Subjunctive mood
carburere
carburere
carburere
carburere
carburere
carburere
Past perfect tense
had gecarbureerd
had gecarbureerd
had gecarbureerd
hadden gecarbureerd
hadden gecarbureerd
hadden gecarbureerd
Future perf.
zal gecarbureerd hebben
zal gecarbureerd hebben
zal gecarbureerd hebben
zullen gecarbureerd hebben
zullen gecarbureerd hebben
zullen gecarbureerd hebben
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional perfect tense
zou gecarbureerd hebben
zou gecarbureerd hebben
zou gecarbureerd hebben
zouden gecarbureerd hebben
zouden gecarbureerd hebben
zouden gecarbureerd hebben
Du
Ihr
Imperative mood
carbureer
carbureert

More Dutch verbs

Related

Not found
We have none.

Similar

Not found
We have none.

Similar but longer

Not found
We have none.

Random

buitenlaten
leave outside
buitenstaan
stand outside
buitenzetten
do
bulten
do
capitonneren
do
carboniseren
carbonize
carpoolen
carpool
castreren
castrate
certificeren
certify
chloren
do

Other Dutch verbs with the meaning similar to 'carbonize':

None found.