Carboniseren (to carbonize) conjugation

Dutch
1 examples

Conjugation of carboniseren

Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Present tense
carboniseer
I carbonize
carboniseert
you carbonize
carboniseert
he/she/it carbonizes
carboniseren
we carbonize
carboniseren
you all carbonize
carboniseren
they carbonize
Present perfect tense
heb gecarboniseerd
I have carbonized
hebt gecarboniseerd
you have carbonized
heeft gecarboniseerd
he/she/it has carbonized
hebben gecarboniseerd
we have carbonized
hebben gecarboniseerd
you all have carbonized
hebben gecarboniseerd
they have carbonized
Past tense
carboniseerde
I carbonized
carboniseerde
you carbonized
carboniseerde
he/she/it carbonized
carboniseerden
we carbonized
carboniseerden
you all carbonized
carboniseerden
they carbonized
Future tense
zal carboniseren
I will carbonize
zult carboniseren
you will carbonize
zal carboniseren
he/she/it will carbonize
zullen carboniseren
we will carbonize
zullen carboniseren
you all will carbonize
zullen carboniseren
they will carbonize
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional mood
zou carboniseren
I would carbonize
zou carboniseren
you would carbonize
zou carboniseren
he/she/it would carbonize
zouden carboniseren
we would carbonize
zouden carboniseren
you all would carbonize
zouden carboniseren
they would carbonize
Subjunctive mood
carbonisere
I carbonize
carbonisere
you carbonize
carbonisere
he/she/it carbonize
carbonisere
we carbonize
carbonisere
you all carbonize
carbonisere
they carbonize
Past perfect tense
had gecarboniseerd
I had carbonized
had gecarboniseerd
you had carbonized
had gecarboniseerd
he/she/it had carbonized
hadden gecarboniseerd
we had carbonized
hadden gecarboniseerd
you all had carbonized
hadden gecarboniseerd
they had carbonized
Future perf.
zal gecarboniseerd hebben
I will have carbonized
zal gecarboniseerd hebben
you will have carbonized
zal gecarboniseerd hebben
he/she/it will have carbonized
zullen gecarboniseerd hebben
we will have carbonized
zullen gecarboniseerd hebben
you all will have carbonized
zullen gecarboniseerd hebben
they will have carbonized
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional perfect tense
zou gecarboniseerd hebben
I would have carbonized
zou gecarboniseerd hebben
you would have carbonized
zou gecarboniseerd hebben
he/she/it would have carbonized
zouden gecarboniseerd hebben
we would have carbonized
zouden gecarboniseerd hebben
you all would have carbonized
zouden gecarboniseerd hebben
they would have carbonized
Du
Ihr
Imperative mood
carboniseer
carbonize
carboniseert
carbonize

Examples of carboniseren

Example in DutchTranslation in English
De scalpel is gemaakt van gesteriliseerd, gecarboniseerd roestvrij staal.Is made of sterilized, carbonized Stainless steel.

More Dutch verbs

Related

Not found
We have none.

Similar

Not found
We have none.

Similar but longer

Not found
We have none.

Other Dutch verbs with the meaning similar to 'carbonize':

None found.
Learning languages?