Canoniseren (to canonize) conjugation

Dutch
5 examples

Conjugation of canoniseren

Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Present tense
canoniseer
I canonize
canoniseert
you canonize
canoniseert
he/she/it canonizes
canoniseren
we canonize
canoniseren
you all canonize
canoniseren
they canonize
Present perfect tense
heb gecanoniseerd
I have canonized
hebt gecanoniseerd
you have canonized
heeft gecanoniseerd
he/she/it has canonized
hebben gecanoniseerd
we have canonized
hebben gecanoniseerd
you all have canonized
hebben gecanoniseerd
they have canonized
Past tense
canoniseerde
I canonized
canoniseerde
you canonized
canoniseerde
he/she/it canonized
canoniseerden
we canonized
canoniseerden
you all canonized
canoniseerden
they canonized
Future tense
zal canoniseren
I will canonize
zult canoniseren
you will canonize
zal canoniseren
he/she/it will canonize
zullen canoniseren
we will canonize
zullen canoniseren
you all will canonize
zullen canoniseren
they will canonize
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional mood
zou canoniseren
I would canonize
zou canoniseren
you would canonize
zou canoniseren
he/she/it would canonize
zouden canoniseren
we would canonize
zouden canoniseren
you all would canonize
zouden canoniseren
they would canonize
Subjunctive mood
canonisere
I canonize
canonisere
you canonize
canonisere
he/she/it canonize
canonisere
we canonize
canonisere
you all canonize
canonisere
they canonize
Past perfect tense
had gecanoniseerd
I had canonized
had gecanoniseerd
you had canonized
had gecanoniseerd
he/she/it had canonized
hadden gecanoniseerd
we had canonized
hadden gecanoniseerd
you all had canonized
hadden gecanoniseerd
they had canonized
Future perf.
zal gecanoniseerd hebben
I will have canonized
zal gecanoniseerd hebben
you will have canonized
zal gecanoniseerd hebben
he/she/it will have canonized
zullen gecanoniseerd hebben
we will have canonized
zullen gecanoniseerd hebben
you all will have canonized
zullen gecanoniseerd hebben
they will have canonized
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional perfect tense
zou gecanoniseerd hebben
I would have canonized
zou gecanoniseerd hebben
you would have canonized
zou gecanoniseerd hebben
he/she/it would have canonized
zouden gecanoniseerd hebben
we would have canonized
zouden gecanoniseerd hebben
you all would have canonized
zouden gecanoniseerd hebben
they would have canonized
Du
Ihr
Imperative mood
canoniseer
canonize
canoniseert
canonize

Examples of canoniseren

Example in DutchTranslation in English
- Laat ze 'm canoniseren.- The man should be canonized.
- Mag ik een kind canoniseren?I wonder if I could canonize a child?
En aangezien je aan je principes vasthoudt, laat ik je canoniseren.And because you stuck to your principles, I'm going to canonize you.
- Marsh is twee keer gecanoniseerd.- Marsh here was canonized, twice in the same leg.
Als hij is gecanoniseerd, worden die dingen zeer waardevol.Once he gets canonized, all this stuff is gonna be not only very valuable, but hard to find.

More Dutch verbs

Related

Not found
We have none.

Similar

Not found
We have none.

Similar but longer

Not found
We have none.

Other Dutch verbs with the meaning similar to 'canonize':

None found.
Learning languages?