Cooljugator Logo Get a Dutch Tutor

buitmaken

to plunder

Looking for learning resources? Study with our courses! Get a full course →

Conjugation of buitmaken

Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Present tense
maak buit
I plunder
maakt buit
you plunder
maakt buit
he/she/it plunders
maken buit
we plunder
maken buit
you all plunder
maken buit
they plunder
Present perfect tense
heb buitgemaakt
I have plundered
hebt buitgemaakt
you have plundered
heeft buitgemaakt
he/she/it has plundered
hebben buitgemaakt
we have plundered
hebben buitgemaakt
you all have plundered
hebben buitgemaakt
they have plundered
Past tense
maakte buit
I plundered
maakte buit
you plundered
maakte buit
he/she/it plundered
maakten buit
we plundered
maakten buit
you all plundered
maakten buit
they plundered
Future tense
zal buitmaken
I will plunder
zult buitmaken
you will plunder
zal buitmaken
he/she/it will plunder
zullen buitmaken
we will plunder
zullen buitmaken
you all will plunder
zullen buitmaken
they will plunder
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional mood
zou buitmaken
I would plunder
zou buitmaken
you would plunder
zou buitmaken
he/she/it would plunder
zouden buitmaken
we would plunder
zouden buitmaken
you all would plunder
zouden buitmaken
they would plunder
Subjunctive mood
make buit
I plunder
make buit
you plunder
make buit
he/she/it plunder
make buit
we plunder
make buit
you all plunder
make buit
they plunder
Past perfect tense
had buitgemaakt
I had plundered
had buitgemaakt
you had plundered
had buitgemaakt
he/she/it had plundered
hadden buitgemaakt
we had plundered
hadden buitgemaakt
you all had plundered
hadden buitgemaakt
they had plundered
Future perf.
zal buitgemaakt hebben
I will have plundered
zal buitgemaakt hebben
you will have plundered
zal buitgemaakt hebben
he/she/it will have plundered
zullen buitgemaakt hebben
we will have plundered
zullen buitgemaakt hebben
you all will have plundered
zullen buitgemaakt hebben
they will have plundered
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional perfect tense
zou buitgemaakt hebben
I would have plundered
zou buitgemaakt hebben
you would have plundered
zou buitgemaakt hebben
he/she/it would have plundered
zouden buitgemaakt hebben
we would have plundered
zouden buitgemaakt hebben
you all would have plundered
zouden buitgemaakt hebben
they would have plundered
Present bijzin tense
buitmaak
I plunder
buitmaakt
you plunder
buitmaakt
he/she/it plunders
buitmaken
we plunder
buitmaken
you all plunder
buitmaken
they plunder
Past bijzin tense
buitmaakte
I plundered
buitmaakte
you plundered
buitmaakte
he/she/it plundered
buitmaakten
we plundered
buitmaakten
you all plundered
buitmaakten
they plundered
Future bijzin tense
zal buitmaken
I will plunder
zult buitmaken
you will plunder
zal buitmaken
he/she/it will plunder
zullen buitmaken
we will plunder
zullen buitmaken
you all will plunder
zullen buitmaken
they will plunder
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional bijzin mood
zou buitmaken
I would plunder
zou buitmaken
you would plunder
zou buitmaken
he/she/it would plunder
zouden buitmaken
we would plunder
zouden buitmaken
you all would plunder
zouden buitmaken
they would plunder
Subjunctive bijzin mood
buitmake
I plunder
buitmake
you plunder
buitmake
he/she/it plunder
buitmake
we plunder
buitmake
you all plunder
buitmake
they plunder
Du
Ihr
Imperative mood
maak buit
plunder
maakt buit
plunder

Examples of buitmaken

- Je hebt ook eerste klas zout buitgemaakt!

Some salt you've plundered there!

Hier! Dit heb ik voor ons buitgemaakt.

Look what I've plundered for us!

Further details about this page

LOCATION