Speak any language with confidence

Take our quick quiz to start your journey to fluency today!

Get started

Brocheren (to stitch) conjugation

Dutch

Conjugation of brocheren

Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Present tense
brocheer
I stitch
brocheert
you stitch
brocheert
he/she/it stitches
brocheren
we stitch
brocheren
you all stitch
brocheren
they stitch
Present perfect tense
heb gebrocheerd
I have stitched
hebt gebrocheerd
you have stitched
heeft gebrocheerd
he/she/it has stitched
hebben gebrocheerd
we have stitched
hebben gebrocheerd
you all have stitched
hebben gebrocheerd
they have stitched
Past tense
brocheerde
I stitched
brocheerde
you stitched
brocheerde
he/she/it stitched
brocheerden
we stitched
brocheerden
you all stitched
brocheerden
they stitched
Future tense
zal brocheren
I will stitch
zult brocheren
you will stitch
zal brocheren
he/she/it will stitch
zullen brocheren
we will stitch
zullen brocheren
you all will stitch
zullen brocheren
they will stitch
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional mood
zou brocheren
I would stitch
zou brocheren
you would stitch
zou brocheren
he/she/it would stitch
zouden brocheren
we would stitch
zouden brocheren
you all would stitch
zouden brocheren
they would stitch
Subjunctive mood
brochere
I stitch
brochere
you stitch
brochere
he/she/it stitch
brochere
we stitch
brochere
you all stitch
brochere
they stitch
Past perfect tense
had gebrocheerd
I had stitched
had gebrocheerd
you had stitched
had gebrocheerd
he/she/it had stitched
hadden gebrocheerd
we had stitched
hadden gebrocheerd
you all had stitched
hadden gebrocheerd
they had stitched
Future perf.
zal gebrocheerd hebben
I will have stitched
zal gebrocheerd hebben
you will have stitched
zal gebrocheerd hebben
he/she/it will have stitched
zullen gebrocheerd hebben
we will have stitched
zullen gebrocheerd hebben
you all will have stitched
zullen gebrocheerd hebben
they will have stitched
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional perfect tense
zou gebrocheerd hebben
I would have stitched
zou gebrocheerd hebben
you would have stitched
zou gebrocheerd hebben
he/she/it would have stitched
zouden gebrocheerd hebben
we would have stitched
zouden gebrocheerd hebben
you all would have stitched
zouden gebrocheerd hebben
they would have stitched
Du
Ihr
Imperative mood
brocheer
stitch
brocheert
stitch

More Dutch verbs

Related

Not found
We have none.

Similar

Not found
We have none.

Similar but longer

Not found
We have none.

Random

blootstaan
do
blozen
blush
bootsen
replicate
brandmerken
brand
bricoleren
do
britsen
do
broddelen
botch
buigen
bend
bulken
bellow
bulten
do

Other Dutch verbs with the meaning similar to 'stitch':

None found.