Speak any language with confidence

Take our quick quiz to start your journey to fluency today!

Get started

Brevetteren (to certify) conjugation

Dutch

Conjugation of brevetteren

Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Present tense
brevetteer
I certify
brevetteert
you certify
brevetteert
he/she/it certifies
brevetteren
we certify
brevetteren
you all certify
brevetteren
they certify
Present perfect tense
heb gebrevetteerd
I have certified
hebt gebrevetteerd
you have certified
heeft gebrevetteerd
he/she/it has certified
hebben gebrevetteerd
we have certified
hebben gebrevetteerd
you all have certified
hebben gebrevetteerd
they have certified
Past tense
brevetteerde
I certified
brevetteerde
you certified
brevetteerde
he/she/it certified
brevetteerden
we certified
brevetteerden
you all certified
brevetteerden
they certified
Future tense
zal brevetteren
I will certify
zult brevetteren
you will certify
zal brevetteren
he/she/it will certify
zullen brevetteren
we will certify
zullen brevetteren
you all will certify
zullen brevetteren
they will certify
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional mood
zou brevetteren
I would certify
zou brevetteren
you would certify
zou brevetteren
he/she/it would certify
zouden brevetteren
we would certify
zouden brevetteren
you all would certify
zouden brevetteren
they would certify
Subjunctive mood
brevettere
I certify
brevettere
you certify
brevettere
he/she/it certify
brevettere
we certify
brevettere
you all certify
brevettere
they certify
Past perfect tense
had gebrevetteerd
I had certified
had gebrevetteerd
you had certified
had gebrevetteerd
he/she/it had certified
hadden gebrevetteerd
we had certified
hadden gebrevetteerd
you all had certified
hadden gebrevetteerd
they had certified
Future perf.
zal gebrevetteerd hebben
I will have certified
zal gebrevetteerd hebben
you will have certified
zal gebrevetteerd hebben
he/she/it will have certified
zullen gebrevetteerd hebben
we will have certified
zullen gebrevetteerd hebben
you all will have certified
zullen gebrevetteerd hebben
they will have certified
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional perfect tense
zou gebrevetteerd hebben
I would have certified
zou gebrevetteerd hebben
you would have certified
zou gebrevetteerd hebben
he/she/it would have certified
zouden gebrevetteerd hebben
we would have certified
zouden gebrevetteerd hebben
you all would have certified
zouden gebrevetteerd hebben
they would have certified
Du
Ihr
Imperative mood
brevetteer
certify
brevetteert
certify

More Dutch verbs

Related

Not found
We have none.

Similar

Not found
We have none.

Similar but longer

Not found
We have none.

Random

blasfemeren
do
bovenhouden
keep up
bowlen
do
brailleren
do
braveren
defy
breeuwen
caulk
breidelen
bridle
brengen
bring
brevieren
do
bufferen
buffer

Other Dutch verbs with the meaning similar to 'certify':

None found.