Brandschilderen (to enamel) conjugation

Dutch

Conjugation of brandschilderen

Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Present tense
brandschilder
I enamel
brandschildert
you enamel
brandschildert
he/she/it enamels
brandschilderen
we enamel
brandschilderen
you all enamel
brandschilderen
they enamel
Present perfect tense
heb gebrandschilderd
I have enameled
hebt gebrandschilderd
you have enameled
heeft gebrandschilderd
he/she/it has enameled
hebben gebrandschilderd
we have enameled
hebben gebrandschilderd
you all have enameled
hebben gebrandschilderd
they have enameled
Past tense
brandschilderde
I enameled
brandschilderde
you enameled
brandschilderde
he/she/it enameled
brandschilderden
we enameled
brandschilderden
you all enameled
brandschilderden
they enameled
Future tense
zal brandschilderen
I will enamel
zult brandschilderen
you will enamel
zal brandschilderen
he/she/it will enamel
zullen brandschilderen
we will enamel
zullen brandschilderen
you all will enamel
zullen brandschilderen
they will enamel
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional mood
zou brandschilderen
I would enamel
zou brandschilderen
you would enamel
zou brandschilderen
he/she/it would enamel
zouden brandschilderen
we would enamel
zouden brandschilderen
you all would enamel
zouden brandschilderen
they would enamel
Subjunctive mood
brandschildere
I enamel
brandschildere
you enamel
brandschildere
he/she/it enamel
brandschildere
we enamel
brandschildere
you all enamel
brandschildere
they enamel
Past perfect tense
had gebrandschilderd
I had enameled
had gebrandschilderd
you had enameled
had gebrandschilderd
he/she/it had enameled
hadden gebrandschilderd
we had enameled
hadden gebrandschilderd
you all had enameled
hadden gebrandschilderd
they had enameled
Future perf.
zal gebrandschilderd hebben
I will have enameled
zal gebrandschilderd hebben
you will have enameled
zal gebrandschilderd hebben
he/she/it will have enameled
zullen gebrandschilderd hebben
we will have enameled
zullen gebrandschilderd hebben
you all will have enameled
zullen gebrandschilderd hebben
they will have enameled
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional perfect tense
zou gebrandschilderd hebben
I would have enameled
zou gebrandschilderd hebben
you would have enameled
zou gebrandschilderd hebben
he/she/it would have enameled
zouden gebrandschilderd hebben
we would have enameled
zouden gebrandschilderd hebben
you all would have enameled
zouden gebrandschilderd hebben
they would have enameled
Du
Ihr
Imperative mood
brandschilder
enamel
brandschildert
enamel

More Dutch verbs

Related

Not found
We have none.

Similar

Not found
We have none.

Similar but longer

Not found
We have none.

Random

bolsteren
do
boorden
collar
bovenkomen
do
bovenliggen
do
brandschatten
brand
brandstichten
start a fire
bronzen
bronze
browsen
do
bruinbakken
do
brullen
roar

Other Dutch verbs with the meaning similar to 'enamel':

None found.
Learning languages?