Brainstormen (to brainstorm) conjugation

Dutch
11 examples

Conjugation of brainstormen

Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Present tense
brainstorm
I brainstorm
brainstormt
you brainstorm
brainstormt
he/she/it brainstorms
brainstormen
we brainstorm
brainstormen
you all brainstorm
brainstormen
they brainstorm
Present perfect tense
heb gebrainstormd
I have brainstormed
hebt gebrainstormd
you have brainstormed
heeft gebrainstormd
he/she/it has brainstormed
hebben gebrainstormd
we have brainstormed
hebben gebrainstormd
you all have brainstormed
hebben gebrainstormd
they have brainstormed
Past tense
brainstormde
I brainstormed
brainstormde
you brainstormed
brainstormde
he/she/it brainstormed
brainstormden
we brainstormed
brainstormden
you all brainstormed
brainstormden
they brainstormed
Future tense
zal brainstormen
I will brainstorm
zult brainstormen
you will brainstorm
zal brainstormen
he/she/it will brainstorm
zullen brainstormen
we will brainstorm
zullen brainstormen
you all will brainstorm
zullen brainstormen
they will brainstorm
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional mood
zou brainstormen
I would brainstorm
zou brainstormen
you would brainstorm
zou brainstormen
he/she/it would brainstorm
zouden brainstormen
we would brainstorm
zouden brainstormen
you all would brainstorm
zouden brainstormen
they would brainstorm
Subjunctive mood
brainstorme
I brainstorm
brainstorme
you brainstorm
brainstorme
he/she/it brainstorm
brainstorme
we brainstorm
brainstorme
you all brainstorm
brainstorme
they brainstorm
Past perfect tense
had gebrainstormd
I had brainstormed
had gebrainstormd
you had brainstormed
had gebrainstormd
he/she/it had brainstormed
hadden gebrainstormd
we had brainstormed
hadden gebrainstormd
you all had brainstormed
hadden gebrainstormd
they had brainstormed
Future perf.
zal gebrainstormd hebben
I will have brainstormed
zal gebrainstormd hebben
you will have brainstormed
zal gebrainstormd hebben
he/she/it will have brainstormed
zullen gebrainstormd hebben
we will have brainstormed
zullen gebrainstormd hebben
you all will have brainstormed
zullen gebrainstormd hebben
they will have brainstormed
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional perfect tense
zou gebrainstormd hebben
I would have brainstormed
zou gebrainstormd hebben
you would have brainstormed
zou gebrainstormd hebben
he/she/it would have brainstormed
zouden gebrainstormd hebben
we would have brainstormed
zouden gebrainstormd hebben
you all would have brainstormed
zouden gebrainstormd hebben
they would have brainstormed
Du
Ihr
Imperative mood
brainstorm
brainstorm
brainstormt
brainstorm

Examples of brainstormen

Example in DutchTranslation in English
- Beantwoord de vraag. Ik denk dat Amelia een beetje wil brainstormen.Nai, I think that amelia wants to brainstorm a little.
- Dan gaan we brainstormen.-Well, let's brainstorm.
- Eigenlijk... moeten we vooraf even brainstormen.- You know what? Let's have a pre-meeting to brainstorm before our meeting.
- Het kan geen kwaad om samen te komen en te brainstormen.Well, maybe we have lost our focus. It wouldn't kill us to get together and brainstorm ideas.
- Ik wilde gewoon brainstormen.I just wanted to brainstorm.
- Audrey, toen je weg was... had ik een geweldige brainstorm.- Audrey, while you were gone, - I had the most incredible brainstorm.
Dus, hier is hun bamboe-brainstorm.So cue the banian tree brainstorm.
Een brainstorm.A brainstorm.
En dan kunnen we brainstorm over babynamen, onze nagels doen.And we can brainstorm baby names, get our nails done.
Ik had een brainstorm in de kerk.I had a brainstorm at church.
Ze hebben gebrainstormd over 10.000 ideeën.Like, they brainstormed 10,000 ideas.

More Dutch verbs

Related

Not found
We have none.

Similar

Not found
We have none.

Similar but longer

Not found
We have none.

Other Dutch verbs with the meaning similar to 'brainstorm':

None found.
Learning languages?