Boodschappen (to shop) conjugation

Dutch
10 examples

Conjugation of boodschappen

Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Present tense
boodschap
I shop
boodschapt
you shop
boodschapt
shops
boodschappen
we shop
boodschappen
you all shop
boodschappen
they shop
Present perfect tense
heb geboodschapt
I have shopped
hebt geboodschapt
you have shopped
heeft geboodschapt
has shopped
hebben geboodschapt
we have shopped
hebben geboodschapt
you all have shopped
hebben geboodschapt
they have shopped
Past tense
boodschapte
I shopped
boodschapte
you shopped
boodschapte
shopped
boodschapten
we shopped
boodschapten
you all shopped
boodschapten
they shopped
Future tense
zal boodschappen
I will shop
zult boodschappen
you will shop
zal boodschappen
will shop
zullen boodschappen
we will shop
zullen boodschappen
you all will shop
zullen boodschappen
they will shop
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional mood
zou boodschappen
I would shop
zou boodschappen
you would shop
zou boodschappen
would shop
zouden boodschappen
we would shop
zouden boodschappen
you all would shop
zouden boodschappen
they would shop
Subjunctive mood
boodschappe
I shop
boodschappe
you shop
boodschappe
shop
boodschappe
we shop
boodschappe
you all shop
boodschappe
they shop
Past perfect tense
had geboodschapt
I had shopped
had geboodschapt
you had shopped
had geboodschapt
had shopped
hadden geboodschapt
we had shopped
hadden geboodschapt
you all had shopped
hadden geboodschapt
they had shopped
Future perf.
zal geboodschapt hebben
I will have shopped
zal geboodschapt hebben
you will have shopped
zal geboodschapt hebben
will have shopped
zullen geboodschapt hebben
we will have shopped
zullen geboodschapt hebben
you all will have shopped
zullen geboodschapt hebben
they will have shopped
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional perfect tense
zou geboodschapt hebben
I would have shopped
zou geboodschapt hebben
you would have shopped
zou geboodschapt hebben
would have shopped
zouden geboodschapt hebben
we would have shopped
zouden geboodschapt hebben
you all would have shopped
zouden geboodschapt hebben
they would have shopped
Du
Ihr
Imperative mood
boodschap
shop
boodschapt
shop

Examples of boodschappen

Example in DutchTranslation in English
'Hoe denken ze dat ik boodschappen kan doen met zoveel pijn?'How do they expect me to bag groceries when I got this pain?
'Nooit meer bezetting.' Ik ben geen expert in politieke boodschappen... maar volgens mij gaan ze niet overstag."German occupation never again." I'm no expert on political messages but I don't think they'll give in
'T Begint met: 'Jess, jij doet deze week de boodschappen.'It starts with, "Jess, you do the ordering this week."
's Avonds, als zij het willen, doe ik boodschappen.ln the evenings, if they want, l do shopping.
- Doe je altijd boodschappen voor deze jongen?- You always do the shopping for this guy?
'n Grote boodschap, zeker?Somebody had to do number 2.
- AI had u een boodschap van God.I don't care if it's tablets from God.
- Als hij er niet is waarom stuur je hem dan een boodschap?If he doesn't exist, then why would you send him a message?
- Als ik nu toegeef is de boodschap dat 't wat oplevert als je cipiers vermoordt.And if l back down now, all l'll be doing is sending a message about the benefits of killing prison guards.
- Daar heb ik geen boodschap aan.- I don't give a damn!

More Dutch verbs

Related

Not found
We have none.

Similar

Not found
We have none.

Similar but longer

Not found
We have none.

Other Dutch verbs with the meaning similar to 'shop':

None found.
Learning languages?