Speak any language with confidence

Take our quick quiz to start your journey to fluency today!

Get started

Bloesemen (to blossom) conjugation

Dutch
6 examples

Conjugation of bloesemen

Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Present tense
bloesem
I blossom
bloesemt
you blossom
bloesemt
he/she/it blossoms
bloesemen
we blossom
bloesemen
you all blossom
bloesemen
they blossom
Present perfect tense
heb gebloesemd
I have blossomed
hebt gebloesemd
you have blossomed
heeft gebloesemd
he/she/it has blossomed
hebben gebloesemd
we have blossomed
hebben gebloesemd
you all have blossomed
hebben gebloesemd
they have blossomed
Past tense
bloesemde
I blossomed
bloesemde
you blossomed
bloesemde
he/she/it blossomed
bloesemden
we blossomed
bloesemden
you all blossomed
bloesemden
they blossomed
Future tense
zal bloesemen
I will blossom
zult bloesemen
you will blossom
zal bloesemen
he/she/it will blossom
zullen bloesemen
we will blossom
zullen bloesemen
you all will blossom
zullen bloesemen
they will blossom
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional mood
zou bloesemen
I would blossom
zou bloesemen
you would blossom
zou bloesemen
he/she/it would blossom
zouden bloesemen
we would blossom
zouden bloesemen
you all would blossom
zouden bloesemen
they would blossom
Subjunctive mood
bloeseme
I blossom
bloeseme
you blossom
bloeseme
he/she/it blossom
bloeseme
we blossom
bloeseme
you all blossom
bloeseme
they blossom
Past perfect tense
had gebloesemd
I had blossomed
had gebloesemd
you had blossomed
had gebloesemd
he/she/it had blossomed
hadden gebloesemd
we had blossomed
hadden gebloesemd
you all had blossomed
hadden gebloesemd
they had blossomed
Future perf.
zal gebloesemd hebben
I will have blossomed
zal gebloesemd hebben
you will have blossomed
zal gebloesemd hebben
he/she/it will have blossomed
zullen gebloesemd hebben
we will have blossomed
zullen gebloesemd hebben
you all will have blossomed
zullen gebloesemd hebben
they will have blossomed
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional perfect tense
zou gebloesemd hebben
I would have blossomed
zou gebloesemd hebben
you would have blossomed
zou gebloesemd hebben
he/she/it would have blossomed
zouden gebloesemd hebben
we would have blossomed
zouden gebloesemd hebben
you all would have blossomed
zouden gebloesemd hebben
they would have blossomed
Du
Ihr
Imperative mood
bloesem
blossom
bloesemt
blossom

Examples of bloesemen

Example in DutchTranslation in English
"De uitvliegende jeugd is geen bloesem die verwelkt.""It is not a blossom shed when outh drops from life's stem."
'Laat me praten over kleine, witte jasmijn...' Deze fatale, net-geplukte bloesem... symboliseert de zuiverheid van zijn bestaan."Let me talk about little white jasmines..." This fatal,just-picked blossom symbolises the purity of his existence.
't Is een experiment. Om de bloesem tegen daglicht te beschermen.It's an experiment, madame, to... to... protect the blossoms from daylight, to preserve the scent better.
- Geroosterde tiliapa met gekneusde bloesem.What is this? It's pan-roasted tilapia with squash blossoms.
- Ik mis m'n ware bloesem.What's wrong? I ache for my true blossom.
Een wijd open plek, omringd door struiken, met rose toppen, paars gebloesemd, is het begroeid.A wild and open space, by shrubs, pink-tipped, mauve-blossomed, is o'ergrown.

More Dutch verbs

Related

Not found
We have none.

Similar

bliksemen
behoove

Similar but longer

Not found
We have none.

Random

biologeren
mesmerize
bisseren
retake
bitteren
bitter
blaffen
bark
blijven
stay
bliktanden
eye teeth
bloemen
do
bloezen
blossom
boemelen
debauch
bokken
sulk

Other Dutch verbs with the meaning similar to 'blossom':

None found.