Billijken (to justify) conjugation

Dutch
3 examples

Conjugation of billijken

Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Present tense
billijk
I justify
billijkt
you justify
billijkt
he/she/it justifies
billijken
we justify
billijken
you all justify
billijken
they justify
Present perfect tense
heb gebillijkt
I have justified
hebt gebillijkt
you have justified
heeft gebillijkt
he/she/it has justified
hebben gebillijkt
we have justified
hebben gebillijkt
you all have justified
hebben gebillijkt
they have justified
Past tense
billijkte
I justified
billijkte
you justified
billijkte
he/she/it justified
billijkten
we justified
billijkten
you all justified
billijkten
they justified
Future tense
zal billijken
I will justify
zult billijken
you will justify
zal billijken
he/she/it will justify
zullen billijken
we will justify
zullen billijken
you all will justify
zullen billijken
they will justify
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional mood
zou billijken
I would justify
zou billijken
you would justify
zou billijken
he/she/it would justify
zouden billijken
we would justify
zouden billijken
you all would justify
zouden billijken
they would justify
Subjunctive mood
billijke
I justify
billijke
you justify
billijke
he/she/it justify
billijke
we justify
billijke
you all justify
billijke
they justify
Past perfect tense
had gebillijkt
I had justified
had gebillijkt
you had justified
had gebillijkt
he/she/it had justified
hadden gebillijkt
we had justified
hadden gebillijkt
you all had justified
hadden gebillijkt
they had justified
Future perf.
zal gebillijkt hebben
I will have justified
zal gebillijkt hebben
you will have justified
zal gebillijkt hebben
he/she/it will have justified
zullen gebillijkt hebben
we will have justified
zullen gebillijkt hebben
you all will have justified
zullen gebillijkt hebben
they will have justified
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional perfect tense
zou gebillijkt hebben
I would have justified
zou gebillijkt hebben
you would have justified
zou gebillijkt hebben
he/she/it would have justified
zouden gebillijkt hebben
we would have justified
zouden gebillijkt hebben
you all would have justified
zouden gebillijkt hebben
they would have justified
Du
Ihr
Imperative mood
billijk
justify
billijkt
justify

Examples of billijken

Example in DutchTranslation in English
Maar wat heb ik hem gedaan, of wie dan ook, om het gebeurde te billijken?what did... what had I done to him? Or anyone to justify what happened? Are we absolutely sure that there's not more to it?
'Zo verdedig ik Gods wegen, en billijk de Eeuwige Voorzienigheid.'"I may assert the ways of God to Man and justify Eternal Providence."
Ik wil niet horen hoe een of andere vrouw uit een achterbuurt haar zwijgen billijktI am not interested in hearing some ghetto woman justify her silence.

More Dutch verbs

Related

Not found
We have none.

Similar

Not found
We have none.

Similar but longer

Not found
We have none.

Other Dutch verbs with the meaning similar to 'justify':

None found.
Learning languages?