Bijsluiten (to attach) conjugation

Dutch
2 examples

Conjugation of bijsluiten

Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Present tense
sluit bij
I attach
sluit bij
you attach
sluit bij
he/she/it attaches
sluiten bij
we attach
sluiten bij
you all attach
sluiten bij
they attach
Present perfect tense
heb bijgesloten
I have attached
hebt bijgesloten
you have attached
heeft bijgesloten
he/she/it has attached
hebben bijgesloten
we have attached
hebben bijgesloten
you all have attached
hebben bijgesloten
they have attached
Past tense
sloot bij
I attached
sloot bij
you attached
sloot bij
he/she/it attached
sloten bij
we attached
sloten bij
you all attached
sloten bij
they attached
Future tense
zal bijsluiten
I will attach
zult bijsluiten
you will attach
zal bijsluiten
he/she/it will attach
zullen bijsluiten
we will attach
zullen bijsluiten
you all will attach
zullen bijsluiten
they will attach
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional mood
zou bijsluiten
I would attach
zou bijsluiten
you would attach
zou bijsluiten
he/she/it would attach
zouden bijsluiten
we would attach
zouden bijsluiten
you all would attach
zouden bijsluiten
they would attach
Subjunctive mood
sluite bij
I attach
sluite bij
you attach
sluite bij
he/she/it attach
sluite bij
we attach
sluite bij
you all attach
sluite bij
they attach
Past perfect tense
had bijgesloten
I had attached
had bijgesloten
you had attached
had bijgesloten
he/she/it had attached
hadden bijgesloten
we had attached
hadden bijgesloten
you all had attached
hadden bijgesloten
they had attached
Future perf.
zal bijgesloten hebben
I will have attached
zal bijgesloten hebben
you will have attached
zal bijgesloten hebben
he/she/it will have attached
zullen bijgesloten hebben
we will have attached
zullen bijgesloten hebben
you all will have attached
zullen bijgesloten hebben
they will have attached
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional perfect tense
zou bijgesloten hebben
I would have attached
zou bijgesloten hebben
you would have attached
zou bijgesloten hebben
he/she/it would have attached
zouden bijgesloten hebben
we would have attached
zouden bijgesloten hebben
you all would have attached
zouden bijgesloten hebben
they would have attached
Present bijzin tense
bijsluit
I attach
bijsluit
you attach
bijsluit
he/she/it attaches
bijsluiten
we attach
bijsluiten
you all attach
bijsluiten
they attach
Past bijzin tense
bijsloot
I attached
bijsloot
you attached
bijsloot
he/she/it attached
bijsloten
we attached
bijsloten
you all attached
bijsloten
they attached
Future bijzin tense
zal bijsluiten
I will attach
zult bijsluiten
you will attach
zal bijsluiten
he/she/it will attach
zullen bijsluiten
we will attach
zullen bijsluiten
you all will attach
zullen bijsluiten
they will attach
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional bijzin mood
zou bijsluiten
I would attach
zou bijsluiten
you would attach
zou bijsluiten
he/she/it would attach
zouden bijsluiten
we would attach
zouden bijsluiten
you all would attach
zouden bijsluiten
they would attach
Subjunctive bijzin mood
bijsluite
I attach
bijsluite
you attach
bijsluite
he/she/it attach
bijsluite
we attach
bijsluite
you all attach
bijsluite
they attach
Du
Ihr
Imperative mood
sluit bij
attach
sluit bij
attach

Examples of bijsluiten

Example in DutchTranslation in English
Het vrouwenteam vult dat hiaat, door aan te sluiten bij een mannelijke eenheid.FETs bridge the gap by attaching to male infantry units.
Er werd je immuniteit verleend van vervolging door de minister van Justitie van District 36... en door de plaatselijke autoriteiten zoals bijgesloten in memo, beëdigd en geattesteerd.You've been granted immunity from prosecution by the U.S. Attorney from District 36, and by local authorities in a memorandum attached, sworn and attested.

More Dutch verbs

Related

Not found
We have none.

Similar

Not found
We have none.

Similar but longer

Not found
We have none.

Other Dutch verbs with the meaning similar to 'attach':

None found.
Learning languages?