Bijslepen (to do) conjugation

Dutch
1 examples

Conjugation of bijslepen

Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Present tense
sleep bij
I do
sleept bij
you do
sleept bij
he/she/it does
slepen bij
we do
slepen bij
you all do
slepen bij
they do
Present perfect tense
heb bijgesleept
I have done
hebt bijgesleept
you have done
heeft bijgesleept
he/she/it has done
hebben bijgesleept
we have done
hebben bijgesleept
you all have done
hebben bijgesleept
they have done
Past tense
sleepte bij
I did
sleepte bij
you did
sleepte bij
he/she/it did
sleepten bij
we did
sleepten bij
you all did
sleepten bij
they did
Future tense
zal bijslepen
I will do
zult bijslepen
you will do
zal bijslepen
he/she/it will do
zullen bijslepen
we will do
zullen bijslepen
you all will do
zullen bijslepen
they will do
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional mood
zou bijslepen
I would do
zou bijslepen
you would do
zou bijslepen
he/she/it would do
zouden bijslepen
we would do
zouden bijslepen
you all would do
zouden bijslepen
they would do
Subjunctive mood
slepe bij
I do
slepe bij
you do
slepe bij
he/she/it do
slepe bij
we do
slepe bij
you all do
slepe bij
they do
Past perfect tense
had bijgesleept
I had done
had bijgesleept
you had done
had bijgesleept
he/she/it had done
hadden bijgesleept
we had done
hadden bijgesleept
you all had done
hadden bijgesleept
they had done
Future perf.
zal bijgesleept hebben
I will have done
zal bijgesleept hebben
you will have done
zal bijgesleept hebben
he/she/it will have done
zullen bijgesleept hebben
we will have done
zullen bijgesleept hebben
you all will have done
zullen bijgesleept hebben
they will have done
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional perfect tense
zou bijgesleept hebben
I would have done
zou bijgesleept hebben
you would have done
zou bijgesleept hebben
he/she/it would have done
zouden bijgesleept hebben
we would have done
zouden bijgesleept hebben
you all would have done
zouden bijgesleept hebben
they would have done
Present bijzin tense
bijsleep
I do
bijsleept
you do
bijsleept
he/she/it does
bijslepen
we do
bijslepen
you all do
bijslepen
they do
Past bijzin tense
bijsleepte
I did
bijsleepte
you did
bijsleepte
he/she/it did
bijsleepten
we did
bijsleepten
you all did
bijsleepten
they did
Future bijzin tense
zal bijslepen
I will do
zult bijslepen
you will do
zal bijslepen
he/she/it will do
zullen bijslepen
we will do
zullen bijslepen
you all will do
zullen bijslepen
they will do
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional bijzin mood
zou bijslepen
I would do
zou bijslepen
you would do
zou bijslepen
he/she/it would do
zouden bijslepen
we would do
zouden bijslepen
you all would do
zouden bijslepen
they would do
Subjunctive bijzin mood
bijslepe
I do
bijslepe
you do
bijslepe
he/she/it do
bijslepe
we do
bijslepe
you all do
bijslepe
they do
Du
Ihr
Imperative mood
sleep bij
do
sleept bij
do

Examples of bijslepen

Example in DutchTranslation in English
En met het wijzen van de deur, bedoel je slepen bij de nek?And by showing him the door, you mean dragging him by the neck?

More Dutch verbs

Related

Not found
We have none.

Similar

Not found
We have none.

Similar but longer

Not found
We have none.

Other Dutch verbs with the meaning similar to 'do':

None found.
Learning languages?