Bijpleisteren (to do) conjugation

Dutch

Conjugation of bijpleisteren

Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Present tense
pleister bij
I do
pleistert bij
you do
pleistert bij
he/she/it does
pleisteren bij
we do
pleisteren bij
you all do
pleisteren bij
they do
Present perfect tense
heb bijgepleisterd
I have done
hebt bijgepleisterd
you have done
heeft bijgepleisterd
he/she/it has done
hebben bijgepleisterd
we have done
hebben bijgepleisterd
you all have done
hebben bijgepleisterd
they have done
Past tense
pleisterde bij
I did
pleisterde bij
you did
pleisterde bij
he/she/it did
pleisterden bij
we did
pleisterden bij
you all did
pleisterden bij
they did
Future tense
zal bijpleisteren
I will do
zult bijpleisteren
you will do
zal bijpleisteren
he/she/it will do
zullen bijpleisteren
we will do
zullen bijpleisteren
you all will do
zullen bijpleisteren
they will do
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional mood
zou bijpleisteren
I would do
zou bijpleisteren
you would do
zou bijpleisteren
he/she/it would do
zouden bijpleisteren
we would do
zouden bijpleisteren
you all would do
zouden bijpleisteren
they would do
Subjunctive mood
pleistere bij
I do
pleistere bij
you do
pleistere bij
he/she/it do
pleistere bij
we do
pleistere bij
you all do
pleistere bij
they do
Past perfect tense
had bijgepleisterd
I had done
had bijgepleisterd
you had done
had bijgepleisterd
he/she/it had done
hadden bijgepleisterd
we had done
hadden bijgepleisterd
you all had done
hadden bijgepleisterd
they had done
Future perf.
zal bijgepleisterd hebben
I will have done
zal bijgepleisterd hebben
you will have done
zal bijgepleisterd hebben
he/she/it will have done
zullen bijgepleisterd hebben
we will have done
zullen bijgepleisterd hebben
you all will have done
zullen bijgepleisterd hebben
they will have done
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional perfect tense
zou bijgepleisterd hebben
I would have done
zou bijgepleisterd hebben
you would have done
zou bijgepleisterd hebben
he/she/it would have done
zouden bijgepleisterd hebben
we would have done
zouden bijgepleisterd hebben
you all would have done
zouden bijgepleisterd hebben
they would have done
Present bijzin tense
bijpleister
I do
bijpleistert
you do
bijpleistert
he/she/it does
bijpleisteren
we do
bijpleisteren
you all do
bijpleisteren
they do
Past bijzin tense
bijpleisterde
I did
bijpleisterde
you did
bijpleisterde
he/she/it did
bijpleisterden
we did
bijpleisterden
you all did
bijpleisterden
they did
Future bijzin tense
zal bijpleisteren
I will do
zult bijpleisteren
you will do
zal bijpleisteren
he/she/it will do
zullen bijpleisteren
we will do
zullen bijpleisteren
you all will do
zullen bijpleisteren
they will do
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional bijzin mood
zou bijpleisteren
I would do
zou bijpleisteren
you would do
zou bijpleisteren
he/she/it would do
zouden bijpleisteren
we would do
zouden bijpleisteren
you all would do
zouden bijpleisteren
they would do
Subjunctive bijzin mood
bijpleistere
I do
bijpleistere
you do
bijpleistere
he/she/it do
bijpleistere
we do
bijpleistere
you all do
bijpleistere
they do
Du
Ihr
Imperative mood
pleister bij
do
pleistert bij
do

More Dutch verbs

Related

Not found
We have none.

Similar

Not found
We have none.

Similar but longer

Not found
We have none.

Random

bijeenblijven
stay together
bijeendrijven
round up
bijeenlopen
walk together
bijkrabbelen
do
bijleren
learn
bijlopen
axe open
bijplaatsen
do
bijplussen
do
bijvoegen
add
bijwinnen
do

Other Dutch verbs with the meaning similar to 'do':

None found.
Learning languages?