Speak any language with confidence

Take our quick quiz to start your journey to fluency today!

Get started

Bewasemen (to do) conjugation

Dutch
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Present tense
bewasem
bewasemt
bewasemt
bewasemen
bewasemen
bewasemen
Present perfect tense
heb bewasemd
hebt bewasemd
heeft bewasemd
hebben bewasemd
hebben bewasemd
hebben bewasemd
Past tense
bewasemde
bewasemde
bewasemde
bewasemden
bewasemden
bewasemden
Future tense
zal bewasemen
zult bewasemen
zal bewasemen
zullen bewasemen
zullen bewasemen
zullen bewasemen
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional mood
zou bewasemen
zou bewasemen
zou bewasemen
zouden bewasemen
zouden bewasemen
zouden bewasemen
Subjunctive mood
bewaseme
bewaseme
bewaseme
bewaseme
bewaseme
bewaseme
Past perfect tense
had bewasemd
had bewasemd
had bewasemd
hadden bewasemd
hadden bewasemd
hadden bewasemd
Future perf.
zal bewasemd hebben
zal bewasemd hebben
zal bewasemd hebben
zullen bewasemd hebben
zullen bewasemd hebben
zullen bewasemd hebben
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional perfect tense
zou bewasemd hebben
zou bewasemd hebben
zou bewasemd hebben
zouden bewasemd hebben
zouden bewasemd hebben
zouden bewasemd hebben
Du
Ihr
Imperative mood
bewasem
bewasemt

More Dutch verbs

Related

Not found
We have none.

Similar

Not found
We have none.

Similar but longer

Not found
We have none.

Other Dutch verbs with the meaning similar to 'do':

None found.