Speak any language with confidence

Take our quick quiz to start your journey to fluency today!

Get started

Basketten (to play basketball) conjugation

Dutch
6 examples
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Present tense
basket
basket
basket
basketten
basketten
basketten
Present perfect tense
heb gebasket
hebt gebasket
heeft gebasket
hebben gebasket
hebben gebasket
hebben gebasket
Past tense
baskette
baskette
baskette
basketten
basketten
basketten
Future tense
zal basketten
zult basketten
zal basketten
zullen basketten
zullen basketten
zullen basketten
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional mood
zou basketten
zou basketten
zou basketten
zouden basketten
zouden basketten
zouden basketten
Subjunctive mood
baskette
baskette
baskette
baskette
baskette
baskette
Past perfect tense
had gebasket
had gebasket
had gebasket
hadden gebasket
hadden gebasket
hadden gebasket
Future perf.
zal gebasket hebben
zal gebasket hebben
zal gebasket hebben
zullen gebasket hebben
zullen gebasket hebben
zullen gebasket hebben
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional perfect tense
zou gebasket hebben
zou gebasket hebben
zou gebasket hebben
zouden gebasket hebben
zouden gebasket hebben
zouden gebasket hebben
Du
Ihr
Imperative mood
basket
basket

Examples of basketten

Example in DutchTranslation in English
En je kunt de hele dag basketten en zoveel scoren als je wilt.You can play basketball all daylong and score as many points as you like.
Ik zou basketten.I'd play basketball.
euh,we gaan basketten.I mean, let's play basketball.
Hij kan basket ballen, rugbyen en voetballen.He can play basketball, football and soccer.
Hij speelt nu geen basket meer.He doesn't play basketball now.
Wil je basket spelen?She's weird. You wanna play basketball?

More Dutch verbs

Related

Not found
We have none.

Similar

Not found
We have none.

Similar but longer

Not found
We have none.

Other Dutch verbs with the meaning similar to 'play basketball':

None found.