Banderolleren (to band) conjugation

Dutch

Conjugation of banderolleren

Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Present tense
banderolleer
I band
banderolleert
you band
banderolleert
he/she/it bands
banderolleren
we band
banderolleren
you all band
banderolleren
they band
Present perfect tense
heb gebanderolleerd
I have banded
hebt gebanderolleerd
you have banded
heeft gebanderolleerd
he/she/it has banded
hebben gebanderolleerd
we have banded
hebben gebanderolleerd
you all have banded
hebben gebanderolleerd
they have banded
Past tense
banderolleerde
I banded
banderolleerde
you banded
banderolleerde
he/she/it banded
banderolleerden
we banded
banderolleerden
you all banded
banderolleerden
they banded
Future tense
zal banderolleren
I will band
zult banderolleren
you will band
zal banderolleren
he/she/it will band
zullen banderolleren
we will band
zullen banderolleren
you all will band
zullen banderolleren
they will band
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional mood
zou banderolleren
I would band
zou banderolleren
you would band
zou banderolleren
he/she/it would band
zouden banderolleren
we would band
zouden banderolleren
you all would band
zouden banderolleren
they would band
Subjunctive mood
banderollere
I band
banderollere
you band
banderollere
he/she/it band
banderollere
we band
banderollere
you all band
banderollere
they band
Past perfect tense
had gebanderolleerd
I had banded
had gebanderolleerd
you had banded
had gebanderolleerd
he/she/it had banded
hadden gebanderolleerd
we had banded
hadden gebanderolleerd
you all had banded
hadden gebanderolleerd
they had banded
Future perf.
zal gebanderolleerd hebben
I will have banded
zal gebanderolleerd hebben
you will have banded
zal gebanderolleerd hebben
he/she/it will have banded
zullen gebanderolleerd hebben
we will have banded
zullen gebanderolleerd hebben
you all will have banded
zullen gebanderolleerd hebben
they will have banded
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional perfect tense
zou gebanderolleerd hebben
I would have banded
zou gebanderolleerd hebben
you would have banded
zou gebanderolleerd hebben
he/she/it would have banded
zouden gebanderolleerd hebben
we would have banded
zouden gebanderolleerd hebben
you all would have banded
zouden gebanderolleerd hebben
they would have banded
Du
Ihr
Imperative mood
banderolleer
band
banderolleert
band

More Dutch verbs

Related

Not found
We have none.

Similar

Not found
We have none.

Similar but longer

Not found
We have none.

Random

afvergen
do
badineren
banter
bagatelliseren
play down
baldoveren
do
balen
do
ballasten
ballast
bandageren
do
banen
work way through
bastaarderen
do
beangsten
intimidate

Other Dutch verbs with the meaning similar to 'band':

None found.
Learning languages?