Speak any language with confidence

Take our quick quiz to start your journey to fluency today!

Get started

Balkaniseren (to do) conjugation

Dutch
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Present tense
balkaniseer
balkaniseert
balkaniseert
balkaniseren
balkaniseren
balkaniseren
Present perfect tense
heb gebalkaniseerd
hebt gebalkaniseerd
heeft gebalkaniseerd
hebben gebalkaniseerd
hebben gebalkaniseerd
hebben gebalkaniseerd
Past tense
balkaniseerde
balkaniseerde
balkaniseerde
balkaniseerden
balkaniseerden
balkaniseerden
Future tense
zal balkaniseren
zult balkaniseren
zal balkaniseren
zullen balkaniseren
zullen balkaniseren
zullen balkaniseren
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional mood
zou balkaniseren
zou balkaniseren
zou balkaniseren
zouden balkaniseren
zouden balkaniseren
zouden balkaniseren
Subjunctive mood
balkanisere
balkanisere
balkanisere
balkanisere
balkanisere
balkanisere
Past perfect tense
had gebalkaniseerd
had gebalkaniseerd
had gebalkaniseerd
hadden gebalkaniseerd
hadden gebalkaniseerd
hadden gebalkaniseerd
Future perf.
zal gebalkaniseerd hebben
zal gebalkaniseerd hebben
zal gebalkaniseerd hebben
zullen gebalkaniseerd hebben
zullen gebalkaniseerd hebben
zullen gebalkaniseerd hebben
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional perfect tense
zou gebalkaniseerd hebben
zou gebalkaniseerd hebben
zou gebalkaniseerd hebben
zouden gebalkaniseerd hebben
zouden gebalkaniseerd hebben
zouden gebalkaniseerd hebben
Du
Ihr
Imperative mood
balkaniseer
balkaniseert

More Dutch verbs

Related

Not found
We have none.

Similar

vulkaniseren
vulcanize

Similar but longer

Not found
We have none.

Random

ageren
act
attaqueren
attack men
babbelen
chat
baksen
do
bakzeilhalen
climb down
balen
do
balken
bray
ballasten
ballast
banketteren
do
batten
bat

Other Dutch verbs with the meaning similar to 'do':

None found.