Assembleren (to do) conjugation

Dutch
2 examples

Conjugation of assembleren

Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Present tense
assembleer
I do
assembleert
you do
assembleert
he/she/it does
assembleren
we do
assembleren
you all do
assembleren
they do
Present perfect tense
heb geassembleerd
I have done
hebt geassembleerd
you have done
heeft geassembleerd
he/she/it has done
hebben geassembleerd
we have done
hebben geassembleerd
you all have done
hebben geassembleerd
they have done
Past tense
assembleerde
I did
assembleerde
you did
assembleerde
he/she/it did
assembleerden
we did
assembleerden
you all did
assembleerden
they did
Future tense
zal assembleren
I will do
zult assembleren
you will do
zal assembleren
he/she/it will do
zullen assembleren
we will do
zullen assembleren
you all will do
zullen assembleren
they will do
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional mood
zou assembleren
I would do
zou assembleren
you would do
zou assembleren
he/she/it would do
zouden assembleren
we would do
zouden assembleren
you all would do
zouden assembleren
they would do
Subjunctive mood
assemblere
I do
assemblere
you do
assemblere
he/she/it do
assemblere
we do
assemblere
you all do
assemblere
they do
Past perfect tense
had geassembleerd
I had done
had geassembleerd
you had done
had geassembleerd
he/she/it had done
hadden geassembleerd
we had done
hadden geassembleerd
you all had done
hadden geassembleerd
they had done
Future perf.
zal geassembleerd hebben
I will have done
zal geassembleerd hebben
you will have done
zal geassembleerd hebben
he/she/it will have done
zullen geassembleerd hebben
we will have done
zullen geassembleerd hebben
you all will have done
zullen geassembleerd hebben
they will have done
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional perfect tense
zou geassembleerd hebben
I would have done
zou geassembleerd hebben
you would have done
zou geassembleerd hebben
he/she/it would have done
zouden geassembleerd hebben
we would have done
zouden geassembleerd hebben
you all would have done
zouden geassembleerd hebben
they would have done
Du
Ihr
Imperative mood
assembleer
do
assembleert
do

Examples of assembleren

Example in DutchTranslation in English
Een ervaring in doe het zelf. Omdat die vrij is en klaar om te assembleren.This is a project an experienced do-it-yourselfer could tackle, since this shed is pre-cut and ready to assemble.
Ze hebben hem nog niet geassembleerd en er moet nog getest worden. Maar als ze de ontstekers nog hebben kunnen ze vier kernkoppen maken.Now, they haven't assembled it and there are still some tests to be done, but if they still have the triggers, they can make 4 warheads.

More Dutch verbs

Related

Not found
We have none.

Similar

Not found
We have none.

Similar but longer

Not found
We have none.

Random

afwinden
unwind
analogiseren
analogise
antichambreren
grovel
appen
do
archiveren
archive
arren
do
asfyxiëren
do
assaisoneren
do
asserteren
do
bakzeilhalen
climb down

Other Dutch verbs with the meaning similar to 'do':

None found.
Learning languages?