Speak any language with confidence

Take our quick quiz to start your journey to fluency today!

Get started

Apparenteren (to do) conjugation

Dutch
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Present tense
apparenteer
apparenteert
apparenteert
apparenteren
apparenteren
apparenteren
Present perfect tense
heb geapparenteerd
hebt geapparenteerd
heeft geapparenteerd
hebben geapparenteerd
hebben geapparenteerd
hebben geapparenteerd
Past tense
apparenteerde
apparenteerde
apparenteerde
apparenteerden
apparenteerden
apparenteerden
Future tense
zal apparenteren
zult apparenteren
zal apparenteren
zullen apparenteren
zullen apparenteren
zullen apparenteren
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional mood
zou apparenteren
zou apparenteren
zou apparenteren
zouden apparenteren
zouden apparenteren
zouden apparenteren
Subjunctive mood
apparentere
apparentere
apparentere
apparentere
apparentere
apparentere
Past perfect tense
had geapparenteerd
had geapparenteerd
had geapparenteerd
hadden geapparenteerd
hadden geapparenteerd
hadden geapparenteerd
Future perf.
zal geapparenteerd hebben
zal geapparenteerd hebben
zal geapparenteerd hebben
zullen geapparenteerd hebben
zullen geapparenteerd hebben
zullen geapparenteerd hebben
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional perfect tense
zou geapparenteerd hebben
zou geapparenteerd hebben
zou geapparenteerd hebben
zouden geapparenteerd hebben
zouden geapparenteerd hebben
zouden geapparenteerd hebben
Du
Ihr
Imperative mood
apparenteer
apparenteert

More Dutch verbs

Related

Not found
We have none.

Similar

Not found
We have none.

Similar but longer

Not found
We have none.

Other Dutch verbs with the meaning similar to 'do':

None found.