Etymology
Blog
Etymology Blog

Speak any language with confidence

Take our quick quiz to start your journey to fluency today!

Get started

Allitereren (to alliterate) conjugation

Dutch
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Present tense
allitereer
allitereert
allitereert
allitereren
allitereren
allitereren
Present perfect tense
heb geallitereerd
hebt geallitereerd
heeft geallitereerd
hebben geallitereerd
hebben geallitereerd
hebben geallitereerd
Past tense
allitereerde
allitereerde
allitereerde
allitereerden
allitereerden
allitereerden
Future tense
zal allitereren
zult allitereren
zal allitereren
zullen allitereren
zullen allitereren
zullen allitereren
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional mood
zou allitereren
zou allitereren
zou allitereren
zouden allitereren
zouden allitereren
zouden allitereren
Subjunctive mood
alliterere
alliterere
alliterere
alliterere
alliterere
alliterere
Past perfect tense
had geallitereerd
had geallitereerd
had geallitereerd
hadden geallitereerd
hadden geallitereerd
hadden geallitereerd
Future perf.
zal geallitereerd hebben
zal geallitereerd hebben
zal geallitereerd hebben
zullen geallitereerd hebben
zullen geallitereerd hebben
zullen geallitereerd hebben
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional perfect tense
zou geallitereerd hebben
zou geallitereerd hebben
zou geallitereerd hebben
zouden geallitereerd hebben
zouden geallitereerd hebben
zouden geallitereerd hebben
Du
Ihr
Imperative mood
allitereer
allitereert

More Dutch verbs

Related

Not found
We have none.

Similar

oblitereren
obliterate

Similar but longer

allittereren
do

Random

afvloeien
drain
afwachten
wait for
afwandelen
walk down
afwinnen
do
afwrijven
rub
afzwaaien
do
agioteren
speculate
alliëren
alkylate
allittereren
do
apaiseren
appease

Other Dutch verbs with the meaning similar to 'alliterate':

None found.