Aftronen (to do) conjugation

Dutch
1 examples

Conjugation of aftronen

Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Present tense
troon af
I do
troont af
you do
troont af
he/she/it does
tronen af
we do
tronen af
you all do
tronen af
they do
Present perfect tense
heb afgetroond
I have done
hebt afgetroond
you have done
heeft afgetroond
he/she/it has done
hebben afgetroond
we have done
hebben afgetroond
you all have done
hebben afgetroond
they have done
Past tense
troonde af
I did
troonde af
you did
troonde af
he/she/it did
troonden af
we did
troonden af
you all did
troonden af
they did
Future tense
zal aftronen
I will do
zult aftronen
you will do
zal aftronen
he/she/it will do
zullen aftronen
we will do
zullen aftronen
you all will do
zullen aftronen
they will do
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional mood
zou aftronen
I would do
zou aftronen
you would do
zou aftronen
he/she/it would do
zouden aftronen
we would do
zouden aftronen
you all would do
zouden aftronen
they would do
Subjunctive mood
trone af
I do
trone af
you do
trone af
he/she/it do
trone af
we do
trone af
you all do
trone af
they do
Past perfect tense
had afgetroond
I had done
had afgetroond
you had done
had afgetroond
he/she/it had done
hadden afgetroond
we had done
hadden afgetroond
you all had done
hadden afgetroond
they had done
Future perf.
zal afgetroond hebben
I will have done
zal afgetroond hebben
you will have done
zal afgetroond hebben
he/she/it will have done
zullen afgetroond hebben
we will have done
zullen afgetroond hebben
you all will have done
zullen afgetroond hebben
they will have done
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional perfect tense
zou afgetroond hebben
I would have done
zou afgetroond hebben
you would have done
zou afgetroond hebben
he/she/it would have done
zouden afgetroond hebben
we would have done
zouden afgetroond hebben
you all would have done
zouden afgetroond hebben
they would have done
Present bijzin tense
aftroon
I do
aftroont
you do
aftroont
he/she/it does
aftronen
we do
aftronen
you all do
aftronen
they do
Past bijzin tense
aftroonde
I did
aftroonde
you did
aftroonde
he/she/it did
aftroonden
we did
aftroonden
you all did
aftroonden
they did
Future bijzin tense
zal aftronen
I will do
zult aftronen
you will do
zal aftronen
he/she/it will do
zullen aftronen
we will do
zullen aftronen
you all will do
zullen aftronen
they will do
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional bijzin mood
zou aftronen
I would do
zou aftronen
you would do
zou aftronen
he/she/it would do
zouden aftronen
we would do
zouden aftronen
you all would do
zouden aftronen
they would do
Subjunctive bijzin mood
aftrone
I do
aftrone
you do
aftrone
he/she/it do
aftrone
we do
aftrone
you all do
aftrone
they do
Du
Ihr
Imperative mood
troon af
do
troont af
do

Examples of aftronen

Example in DutchTranslation in English
Hij heeft heersers van zijn troon af gestoten... en heeft degene die bescheiden waren verheven.He has brought down rulers from their thrones and has exalted those who were humble.

More Dutch verbs

Related

Not found
We have none.

Similar

aftonnen
do
aftornen
do
aftreden
kick down
aftuinen
do

Similar but longer

Not found
We have none.

Other Dutch verbs with the meaning similar to 'do':

None found.
Learning languages?