Afblussen (to deglaze) conjugation

Dutch

Conjugation of afblussen

Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Present tense
blus af
I deglaze
blust af
you deglaze
blust af
he/she/it deglazes
blussen af
we deglaze
blussen af
you all deglaze
blussen af
they deglaze
Present perfect tense
heb afgeblust
I have deglazed
hebt afgeblust
you have deglazed
heeft afgeblust
he/she/it has deglazed
hebben afgeblust
we have deglazed
hebben afgeblust
you all have deglazed
hebben afgeblust
they have deglazed
Past tense
bluste af
I deglazed
bluste af
you deglazed
bluste af
he/she/it deglazed
blusten af
we deglazed
blusten af
you all deglazed
blusten af
they deglazed
Future tense
zal afblussen
I will deglaze
zult afblussen
you will deglaze
zal afblussen
he/she/it will deglaze
zullen afblussen
we will deglaze
zullen afblussen
you all will deglaze
zullen afblussen
they will deglaze
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional mood
zou afblussen
I would deglaze
zou afblussen
you would deglaze
zou afblussen
he/she/it would deglaze
zouden afblussen
we would deglaze
zouden afblussen
you all would deglaze
zouden afblussen
they would deglaze
Subjunctive mood
blusse af
I deglaze
blusse af
you deglaze
blusse af
he/she/it deglaze
blusse af
we deglaze
blusse af
you all deglaze
blusse af
they deglaze
Past perfect tense
had afgeblust
I had deglazed
had afgeblust
you had deglazed
had afgeblust
he/she/it had deglazed
hadden afgeblust
we had deglazed
hadden afgeblust
you all had deglazed
hadden afgeblust
they had deglazed
Future perf.
zal afgeblust hebben
I will have deglazed
zal afgeblust hebben
you will have deglazed
zal afgeblust hebben
he/she/it will have deglazed
zullen afgeblust hebben
we will have deglazed
zullen afgeblust hebben
you all will have deglazed
zullen afgeblust hebben
they will have deglazed
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional perfect tense
zou afgeblust hebben
I would have deglazed
zou afgeblust hebben
you would have deglazed
zou afgeblust hebben
he/she/it would have deglazed
zouden afgeblust hebben
we would have deglazed
zouden afgeblust hebben
you all would have deglazed
zouden afgeblust hebben
they would have deglazed
Present bijzin tense
afblus
I deglaze
afblust
you deglaze
afblust
he/she/it deglazes
afblussen
we deglaze
afblussen
you all deglaze
afblussen
they deglaze
Past bijzin tense
afbluste
I deglazed
afbluste
you deglazed
afbluste
he/she/it deglazed
afblusten
we deglazed
afblusten
you all deglazed
afblusten
they deglazed
Future bijzin tense
zal afblussen
I will deglaze
zult afblussen
you will deglaze
zal afblussen
he/she/it will deglaze
zullen afblussen
we will deglaze
zullen afblussen
you all will deglaze
zullen afblussen
they will deglaze
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional bijzin mood
zou afblussen
I would deglaze
zou afblussen
you would deglaze
zou afblussen
he/she/it would deglaze
zouden afblussen
we would deglaze
zouden afblussen
you all would deglaze
zouden afblussen
they would deglaze
Subjunctive bijzin mood
afblusse
I deglaze
afblusse
you deglaze
afblusse
he/she/it deglaze
afblusse
we deglaze
afblusse
you all deglaze
afblusse
they deglaze
Du
Ihr
Imperative mood
blus af
deglaze
blust af
deglaze

More Dutch verbs

Related

Not found
We have none.

Similar

afbluffen
do
afbrassen
do
nablussen
damp down

Similar but longer

Not found
We have none.

Random

achterstaan
stand behind
ademhalen
breathe
aderlaten
bleed
afbaarden
do
afbinden
tie
afbluffen
do
afboeken
flush
afbollen
do
afcommanderen
do
afdekken
cover up

Other Dutch verbs with the meaning similar to 'deglaze':

None found.
Learning languages?