Afbestellen (to cancel) conjugation

Dutch
2 examples

Conjugation of afbestellen

Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Present tense
bestel af
I cancel
bestelt af
you cancel
bestelt af
he/she/it cancels
bestellen af
we cancel
bestellen af
you all cancel
bestellen af
they cancel
Present perfect tense
heb afbesteld
I have cancelled
hebt afbesteld
you have cancelled
heeft afbesteld
he/she/it has cancelled
hebben afbesteld
we have cancelled
hebben afbesteld
you all have cancelled
hebben afbesteld
they have cancelled
Past tense
bestelde af
I cancelled
bestelde af
you cancelled
bestelde af
he/she/it cancelled
bestelden af
we cancelled
bestelden af
you all cancelled
bestelden af
they cancelled
Future tense
zal afbestellen
I will cancel
zult afbestellen
you will cancel
zal afbestellen
he/she/it will cancel
zullen afbestellen
we will cancel
zullen afbestellen
you all will cancel
zullen afbestellen
they will cancel
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional mood
zou afbestellen
I would cancel
zou afbestellen
you would cancel
zou afbestellen
he/she/it would cancel
zouden afbestellen
we would cancel
zouden afbestellen
you all would cancel
zouden afbestellen
they would cancel
Subjunctive mood
bestelle af
I cancel
bestelle af
you cancel
bestelle af
he/she/it cancel
bestelle af
we cancel
bestelle af
you all cancel
bestelle af
they cancel
Past perfect tense
had afbesteld
I had cancelled
had afbesteld
you had cancelled
had afbesteld
he/she/it had cancelled
hadden afbesteld
we had cancelled
hadden afbesteld
you all had cancelled
hadden afbesteld
they had cancelled
Future perf.
zal afbesteld hebben
I will have cancelled
zal afbesteld hebben
you will have cancelled
zal afbesteld hebben
he/she/it will have cancelled
zullen afbesteld hebben
we will have cancelled
zullen afbesteld hebben
you all will have cancelled
zullen afbesteld hebben
they will have cancelled
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional perfect tense
zou afbesteld hebben
I would have cancelled
zou afbesteld hebben
you would have cancelled
zou afbesteld hebben
he/she/it would have cancelled
zouden afbesteld hebben
we would have cancelled
zouden afbesteld hebben
you all would have cancelled
zouden afbesteld hebben
they would have cancelled
Present bijzin tense
afbestel
I cancel
afbestelt
you cancel
afbestelt
he/she/it cancels
afbestellen
we cancel
afbestellen
you all cancel
afbestellen
they cancel
Past bijzin tense
afbestelde
I cancelled
afbestelde
you cancelled
afbestelde
he/she/it cancelled
afbestelden
we cancelled
afbestelden
you all cancelled
afbestelden
they cancelled
Future bijzin tense
zal afbestellen
I will cancel
zult afbestellen
you will cancel
zal afbestellen
he/she/it will cancel
zullen afbestellen
we will cancel
zullen afbestellen
you all will cancel
zullen afbestellen
they will cancel
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional bijzin mood
zou afbestellen
I would cancel
zou afbestellen
you would cancel
zou afbestellen
he/she/it would cancel
zouden afbestellen
we would cancel
zouden afbestellen
you all would cancel
zouden afbestellen
they would cancel
Subjunctive bijzin mood
afbestelle
I cancel
afbestelle
you cancel
afbestelle
he/she/it cancel
afbestelle
we cancel
afbestelle
you all cancel
afbestelle
they cancel
Du
Ihr
Imperative mood
bestel af
cancel
bestelt af
cancel

Examples of afbestellen

Example in DutchTranslation in English
Ik dacht dat Mr Morgan dat hout had afbesteld?Oi! I thought Mr Morgan cancelled this wood?
Niemand van ons heeft 'n toilet afbesteld.No one cancelled the order for a toilet.

More Dutch verbs

Related

Not found
We have none.

Similar

nabestellen
do

Similar but longer

Not found
We have none.

Random

aanzeilen
do
achteromkijken
look back
adoreren
adore
adverteren
advertise
afbalken
do
afbenen
do
afbetalen
pay off
afbladderen
scale off
afbrassen
do
afdalen
do

Other Dutch verbs with the meaning similar to 'cancel':

None found.
Learning languages?