Aantimmeren (to do) conjugation

Dutch
1 examples

Conjugation of aantimmeren

Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Present tense
timmer aan
I do
timmert aan
you do
timmert aan
he/she/it does
timmeren aan
we do
timmeren aan
you all do
timmeren aan
they do
Present perfect tense
heb aangetimmerd
I have done
hebt aangetimmerd
you have done
heeft aangetimmerd
he/she/it has done
hebben aangetimmerd
we have done
hebben aangetimmerd
you all have done
hebben aangetimmerd
they have done
Past tense
timmerde aan
I did
timmerde aan
you did
timmerde aan
he/she/it did
timmerden aan
we did
timmerden aan
you all did
timmerden aan
they did
Future tense
zal aantimmeren
I will do
zult aantimmeren
you will do
zal aantimmeren
he/she/it will do
zullen aantimmeren
we will do
zullen aantimmeren
you all will do
zullen aantimmeren
they will do
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional mood
zou aantimmeren
I would do
zou aantimmeren
you would do
zou aantimmeren
he/she/it would do
zouden aantimmeren
we would do
zouden aantimmeren
you all would do
zouden aantimmeren
they would do
Subjunctive mood
timmere aan
I do
timmere aan
you do
timmere aan
he/she/it do
timmere aan
we do
timmere aan
you all do
timmere aan
they do
Past perfect tense
had aangetimmerd
I had done
had aangetimmerd
you had done
had aangetimmerd
he/she/it had done
hadden aangetimmerd
we had done
hadden aangetimmerd
you all had done
hadden aangetimmerd
they had done
Future perf.
zal aangetimmerd hebben
I will have done
zal aangetimmerd hebben
you will have done
zal aangetimmerd hebben
he/she/it will have done
zullen aangetimmerd hebben
we will have done
zullen aangetimmerd hebben
you all will have done
zullen aangetimmerd hebben
they will have done
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional perfect tense
zou aangetimmerd hebben
I would have done
zou aangetimmerd hebben
you would have done
zou aangetimmerd hebben
he/she/it would have done
zouden aangetimmerd hebben
we would have done
zouden aangetimmerd hebben
you all would have done
zouden aangetimmerd hebben
they would have done
Present bijzin tense
aantimmer
I do
aantimmert
you do
aantimmert
he/she/it does
aantimmeren
we do
aantimmeren
you all do
aantimmeren
they do
Past bijzin tense
aantimmerde
I did
aantimmerde
you did
aantimmerde
he/she/it did
aantimmerden
we did
aantimmerden
you all did
aantimmerden
they did
Future bijzin tense
zal aantimmeren
I will do
zult aantimmeren
you will do
zal aantimmeren
he/she/it will do
zullen aantimmeren
we will do
zullen aantimmeren
you all will do
zullen aantimmeren
they will do
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional bijzin mood
zou aantimmeren
I would do
zou aantimmeren
you would do
zou aantimmeren
he/she/it would do
zouden aantimmeren
we would do
zouden aantimmeren
you all would do
zouden aantimmeren
they would do
Subjunctive bijzin mood
aantimmere
I do
aantimmere
you do
aantimmere
he/she/it do
aantimmere
we do
aantimmere
you all do
aantimmere
they do
Du
Ihr
Imperative mood
timmer aan
do
timmert aan
do

Examples of aantimmeren

Example in DutchTranslation in English
Het eerste wat ik ga doen, is je aanbevelingsbrief vast timmeren aan dit stuk hout.First thing I'm gonna do with you, I'm gonna nail your credentials to this log here.

More Dutch verbs

Related

Not found
We have none.

Similar

Not found
We have none.

Similar but longer

Not found
We have none.

Random

aanroeien
row faster
aanspoelen
approach speedily
aanstampen
tamp down
aantakelen
do
aantelen
do
aantikken
flick
aantippen
touch
aanvlechten
do
aanwassen
increase
aanwippen
drop in

Other Dutch verbs with the meaning similar to 'do':

None found.
Learning languages?