Speak any language with confidence

Take our quick quiz to start your journey to fluency today!

Get started

Aanstranden (to do) conjugation

Dutch
3 examples

Conjugation of aanstranden

Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Present tense
strand aan
I do
strandt aan
you do
strandt aan
he/she/it does
stranden aan
we do
stranden aan
you all do
stranden aan
they do
Present perfect tense
ben aangestrand
I have done
bent aangestrand
you have done
is aangestrand
he/she/it has done
zijn aangestrand
we have done
zijn aangestrand
you all have done
zijn aangestrand
they have done
Past tense
strandde aan
I did
strandde aan
you did
strandde aan
he/she/it did
strandden aan
we did
strandden aan
you all did
strandden aan
they did
Future tense
zal aanstranden
I will do
zult aanstranden
you will do
zal aanstranden
he/she/it will do
zullen aanstranden
we will do
zullen aanstranden
you all will do
zullen aanstranden
they will do
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional mood
zou aanstranden
I would do
zou aanstranden
you would do
zou aanstranden
he/she/it would do
zouden aanstranden
we would do
zouden aanstranden
you all would do
zouden aanstranden
they would do
Subjunctive mood
strande aan
I do
strande aan
you do
strande aan
he/she/it do
strande aan
we do
strande aan
you all do
strande aan
they do
Past perfect tense
was aangestrand
I had done
was aangestrand
you had done
was aangestrand
he/she/it had done
waren aangestrand
we had done
waren aangestrand
you all had done
waren aangestrand
they had done
Future perf.
zal aangestrand zijn
I will have done
zal aangestrand zijn
you will have done
zal aangestrand zijn
he/she/it will have done
zullen aangestrand zijn
we will have done
zullen aangestrand zijn
you all will have done
zullen aangestrand zijn
they will have done
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional perfect tense
zou aangestrand zijn
I would have done
zou aangestrand zijn
you would have done
zou aangestrand zijn
he/she/it would have done
zouden aangestrand zijn
we would have done
zouden aangestrand zijn
you all would have done
zouden aangestrand zijn
they would have done
Present bijzin tense
aanstrand
I do
aanstrandt
you do
aanstrandt
he/she/it does
aanstranden
we do
aanstranden
you all do
aanstranden
they do
Past bijzin tense
aanstrandde
I did
aanstrandde
you did
aanstrandde
he/she/it did
aanstrandden
we did
aanstrandden
you all did
aanstrandden
they did
Future bijzin tense
zal aanstranden
I will do
zult aanstranden
you will do
zal aanstranden
he/she/it will do
zullen aanstranden
we will do
zullen aanstranden
you all will do
zullen aanstranden
they will do
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional bijzin mood
zou aanstranden
I would do
zou aanstranden
you would do
zou aanstranden
he/she/it would do
zouden aanstranden
we would do
zouden aanstranden
you all would do
zouden aanstranden
they would do
Subjunctive bijzin mood
aanstrande
I do
aanstrande
you do
aanstrande
he/she/it do
aanstrande
we do
aanstrande
you all do
aanstrande
they do
Du
Ihr
Imperative mood
strand aan
do
strandt aan
do

Examples of aanstranden

Example in DutchTranslation in English
Hij was aan dat strand aan het zwemmen zoals ik dat doe en net-net zoals jullie dat doen en net zoals al onze kinderen dat doen.He was swimming at that beach just like I do and just--just like you do and just like all our children do.
Wat denk jij dan dat je in Godsnaam op ons strand aan het doen bent?What the hell do you think you're doing on our beach?
Ze waren op het strand aan het kijken naar...We were down by the beach looking at...

More Dutch verbs

Related

Not found
We have none.

Similar

Not found
We have none.

Similar but longer

Not found
We have none.

Other Dutch verbs with the meaning similar to 'do':

None found.