Aanspringen (to do) conjugation

Dutch
1 examples

Conjugation of aanspringen

Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Present tense
spring aan
I do
springt aan
you do
springt aan
he/she/it does
springen aan
we do
springen aan
you all do
springen aan
they do
Present perfect tense
heb aangesprongen
I have done
hebt aangesprongen
you have done
heeft aangesprongen
he/she/it has done
hebben aangesprongen
we have done
hebben aangesprongen
you all have done
hebben aangesprongen
they have done
Past tense
sprong aan
I did
sprong aan
you did
sprong aan
he/she/it did
sprongen aan
we did
sprongen aan
you all did
sprongen aan
they did
Future tense
zal aanspringen
I will do
zult aanspringen
you will do
zal aanspringen
he/she/it will do
zullen aanspringen
we will do
zullen aanspringen
you all will do
zullen aanspringen
they will do
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional mood
zou aanspringen
I would do
zou aanspringen
you would do
zou aanspringen
he/she/it would do
zouden aanspringen
we would do
zouden aanspringen
you all would do
zouden aanspringen
they would do
Subjunctive mood
springe aan
I do
springe aan
you do
springe aan
he/she/it do
springe aan
we do
springe aan
you all do
springe aan
they do
Past perfect tense
had aangesprongen
I had done
had aangesprongen
you had done
had aangesprongen
he/she/it had done
hadden aangesprongen
we had done
hadden aangesprongen
you all had done
hadden aangesprongen
they had done
Future perf.
zal aangesprongen hebben
I will have done
zal aangesprongen hebben
you will have done
zal aangesprongen hebben
he/she/it will have done
zullen aangesprongen hebben
we will have done
zullen aangesprongen hebben
you all will have done
zullen aangesprongen hebben
they will have done
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional perfect tense
zou aangesprongen hebben
I would have done
zou aangesprongen hebben
you would have done
zou aangesprongen hebben
he/she/it would have done
zouden aangesprongen hebben
we would have done
zouden aangesprongen hebben
you all would have done
zouden aangesprongen hebben
they would have done
Present bijzin tense
aanspring
I do
aanspringt
you do
aanspringt
he/she/it does
aanspringen
we do
aanspringen
you all do
aanspringen
they do
Past bijzin tense
aansprong
I did
aansprong
you did
aansprong
he/she/it did
aansprongen
we did
aansprongen
you all did
aansprongen
they did
Future bijzin tense
zal aanspringen
I will do
zult aanspringen
you will do
zal aanspringen
he/she/it will do
zullen aanspringen
we will do
zullen aanspringen
you all will do
zullen aanspringen
they will do
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional bijzin mood
zou aanspringen
I would do
zou aanspringen
you would do
zou aanspringen
he/she/it would do
zouden aanspringen
we would do
zouden aanspringen
you all would do
zouden aanspringen
they would do
Subjunctive bijzin mood
aanspringe
I do
aanspringe
you do
aanspringe
he/she/it do
aanspringe
we do
aanspringe
you all do
aanspringe
they do
Du
Ihr
Imperative mood
spring aan
do
springt aan
do

Examples of aanspringen

Example in DutchTranslation in English
Zodra het vliegtuig door het hek gaat... en op de vertrek plaats staat, laat ik Rico de deuren openen... komen jullie tevoorschijn en springen aan boord.Once the plane goes through the gate and hits the taxiway, I'll get Rico to open the doors, and you run out and you hop on.

More Dutch verbs

Related

Not found
We have none.

Similar

Not found
We have none.

Similar but longer

Not found
We have none.

Other Dutch verbs with the meaning similar to 'do':

None found.
Learning languages?