Speak any language with confidence

Take our quick quiz to start your journey to fluency today!

Get started

Aanspijkeren (to nail on) conjugation

Dutch
1 examples
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Present tense
spijker aan
spijkert aan
spijkert aan
spijkeren aan
spijkeren aan
spijkeren aan
Present perfect tense
heb aangespijkerd
hebt aangespijkerd
heeft aangespijkerd
hebben aangespijkerd
hebben aangespijkerd
hebben aangespijkerd
Past tense
spijkerde aan
spijkerde aan
spijkerde aan
spijkerden aan
spijkerden aan
spijkerden aan
Future tense
zal aanspijkeren
zult aanspijkeren
zal aanspijkeren
zullen aanspijkeren
zullen aanspijkeren
zullen aanspijkeren
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional mood
zou aanspijkeren
zou aanspijkeren
zou aanspijkeren
zouden aanspijkeren
zouden aanspijkeren
zouden aanspijkeren
Subjunctive mood
spijkere aan
spijkere aan
spijkere aan
spijkere aan
spijkere aan
spijkere aan
Past perfect tense
had aangespijkerd
had aangespijkerd
had aangespijkerd
hadden aangespijkerd
hadden aangespijkerd
hadden aangespijkerd
Future perf.
zal aangespijkerd hebben
zal aangespijkerd hebben
zal aangespijkerd hebben
zullen aangespijkerd hebben
zullen aangespijkerd hebben
zullen aangespijkerd hebben
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional perfect tense
zou aangespijkerd hebben
zou aangespijkerd hebben
zou aangespijkerd hebben
zouden aangespijkerd hebben
zouden aangespijkerd hebben
zouden aangespijkerd hebben
Present bijzin tense
aanspijker
aanspijkert
aanspijkert
aanspijkeren
aanspijkeren
aanspijkeren
Past bijzin tense
aanspijkerde
aanspijkerde
aanspijkerde
aanspijkerden
aanspijkerden
aanspijkerden
Future bijzin tense
zal aanspijkeren
zult aanspijkeren
zal aanspijkeren
zullen aanspijkeren
zullen aanspijkeren
zullen aanspijkeren
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional bijzin mood
zou aanspijkeren
zou aanspijkeren
zou aanspijkeren
zouden aanspijkeren
zouden aanspijkeren
zouden aanspijkeren
Subjunctive bijzin mood
aanspijkere
aanspijkere
aanspijkere
aanspijkere
aanspijkere
aanspijkere
Du
Ihr
Imperative mood
spijker aan
spijkert aan

Examples of aanspijkeren

Example in DutchTranslation in English
Een stukje van Fuller's jasje aan een spijker aan de muur.A piece of Fuller's jacket snagged on a nail on the wall.

More Dutch verbs

Related

Not found
We have none.

Similar

Not found
We have none.

Similar but longer

Not found
We have none.

Other Dutch verbs with the meaning similar to 'nail on':

None found.