Aansloffen (to do) conjugation

Dutch
1 examples

Conjugation of aansloffen

Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Present tense
slof aan
I do
sloft aan
you do
sloft aan
he/she/it does
sloffen aan
we do
sloffen aan
you all do
sloffen aan
they do
Present perfect tense
heb aangesloft
I have done
hebt aangesloft
you have done
heeft aangesloft
he/she/it has done
hebben aangesloft
we have done
hebben aangesloft
you all have done
hebben aangesloft
they have done
Past tense
slofte aan
I did
slofte aan
you did
slofte aan
he/she/it did
sloften aan
we did
sloften aan
you all did
sloften aan
they did
Future tense
zal aansloffen
I will do
zult aansloffen
you will do
zal aansloffen
he/she/it will do
zullen aansloffen
we will do
zullen aansloffen
you all will do
zullen aansloffen
they will do
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional mood
zou aansloffen
I would do
zou aansloffen
you would do
zou aansloffen
he/she/it would do
zouden aansloffen
we would do
zouden aansloffen
you all would do
zouden aansloffen
they would do
Subjunctive mood
sloffe aan
I do
sloffe aan
you do
sloffe aan
he/she/it do
sloffe aan
we do
sloffe aan
you all do
sloffe aan
they do
Past perfect tense
had aangesloft
I had done
had aangesloft
you had done
had aangesloft
he/she/it had done
hadden aangesloft
we had done
hadden aangesloft
you all had done
hadden aangesloft
they had done
Future perf.
zal aangesloft hebben
I will have done
zal aangesloft hebben
you will have done
zal aangesloft hebben
he/she/it will have done
zullen aangesloft hebben
we will have done
zullen aangesloft hebben
you all will have done
zullen aangesloft hebben
they will have done
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional perfect tense
zou aangesloft hebben
I would have done
zou aangesloft hebben
you would have done
zou aangesloft hebben
he/she/it would have done
zouden aangesloft hebben
we would have done
zouden aangesloft hebben
you all would have done
zouden aangesloft hebben
they would have done
Present bijzin tense
aanslof
I do
aansloft
you do
aansloft
he/she/it does
aansloffen
we do
aansloffen
you all do
aansloffen
they do
Past bijzin tense
aanslofte
I did
aanslofte
you did
aanslofte
he/she/it did
aansloften
we did
aansloften
you all did
aansloften
they did
Future bijzin tense
zal aansloffen
I will do
zult aansloffen
you will do
zal aansloffen
he/she/it will do
zullen aansloffen
we will do
zullen aansloffen
you all will do
zullen aansloffen
they will do
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional bijzin mood
zou aansloffen
I would do
zou aansloffen
you would do
zou aansloffen
he/she/it would do
zouden aansloffen
we would do
zouden aansloffen
you all would do
zouden aansloffen
they would do
Subjunctive bijzin mood
aansloffe
I do
aansloffe
you do
aansloffe
he/she/it do
aansloffe
we do
aansloffe
you all do
aansloffe
they do
Du
Ihr
Imperative mood
slof aan
do
sloft aan
do

Examples of aansloffen

Example in DutchTranslation in English
Waarom heb je geen sloffen aan?And why do you go barefoot?

More Dutch verbs

Related

Not found
We have none.

Similar

Not found
We have none.

Similar but longer

Not found
We have none.

Other Dutch verbs with the meaning similar to 'do':

None found.
Learning languages?