Aanschikken (to draw up) conjugation

Dutch

Conjugation of aanschikken

Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Present tense
schik aan
I draw up
schikt aan
you draw up
schikt aan
he/she/it draws up
schikken aan
we draw up
schikken aan
you all draw up
schikken aan
they draw up
Present perfect tense
ben aangeschikt
I have drawn up
bent aangeschikt
you have drawn up
is aangeschikt
he/she/it has drawn up
zijn aangeschikt
we have drawn up
zijn aangeschikt
you all have drawn up
zijn aangeschikt
they have drawn up
Past tense
schikte aan
I drew up
schikte aan
you drew up
schikte aan
he/she/it drew up
schikten aan
we drew up
schikten aan
you all drew up
schikten aan
they drew up
Future tense
zal aanschikken
I will draw up
zult aanschikken
you will draw up
zal aanschikken
he/she/it will draw up
zullen aanschikken
we will draw up
zullen aanschikken
you all will draw up
zullen aanschikken
they will draw up
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional mood
zou aanschikken
I would draw up
zou aanschikken
you would draw up
zou aanschikken
he/she/it would draw up
zouden aanschikken
we would draw up
zouden aanschikken
you all would draw up
zouden aanschikken
they would draw up
Subjunctive mood
schikke aan
I draw up
schikke aan
you draw up
schikke aan
he/she/it draw up
schikke aan
we draw up
schikke aan
you all draw up
schikke aan
they draw up
Past perfect tense
was aangeschikt
I had drawn up
was aangeschikt
you had drawn up
was aangeschikt
he/she/it had drawn up
waren aangeschikt
we had drawn up
waren aangeschikt
you all had drawn up
waren aangeschikt
they had drawn up
Future perf.
zal aangeschikt zijn
I will have drawn up
zal aangeschikt zijn
you will have drawn up
zal aangeschikt zijn
he/she/it will have drawn up
zullen aangeschikt zijn
we will have drawn up
zullen aangeschikt zijn
you all will have drawn up
zullen aangeschikt zijn
they will have drawn up
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional perfect tense
zou aangeschikt zijn
I would have drawn up
zou aangeschikt zijn
you would have drawn up
zou aangeschikt zijn
he/she/it would have drawn up
zouden aangeschikt zijn
we would have drawn up
zouden aangeschikt zijn
you all would have drawn up
zouden aangeschikt zijn
they would have drawn up
Present bijzin tense
aanschik
I draw up
aanschikt
you draw up
aanschikt
he/she/it draws up
aanschikken
we draw up
aanschikken
you all draw up
aanschikken
they draw up
Past bijzin tense
aanschikte
I drew up
aanschikte
you drew up
aanschikte
he/she/it drew up
aanschikten
we drew up
aanschikten
you all drew up
aanschikten
they drew up
Future bijzin tense
zal aanschikken
I will draw up
zult aanschikken
you will draw up
zal aanschikken
he/she/it will draw up
zullen aanschikken
we will draw up
zullen aanschikken
you all will draw up
zullen aanschikken
they will draw up
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional bijzin mood
zou aanschikken
I would draw up
zou aanschikken
you would draw up
zou aanschikken
he/she/it would draw up
zouden aanschikken
we would draw up
zouden aanschikken
you all would draw up
zouden aanschikken
they would draw up
Subjunctive bijzin mood
aanschikke
I draw up
aanschikke
you draw up
aanschikke
he/she/it draw up
aanschikke
we draw up
aanschikke
you all draw up
aanschikke
they draw up
Du
Ihr
Imperative mood
schik aan
draw up
schikt aan
draw up

More Dutch verbs

Related

Not found
We have none.

Similar

aanschieten
throw on
aanstrikken
do

Similar but longer

Not found
We have none.

Other Dutch verbs with the meaning similar to 'draw up':

None found.
Learning languages?