Etymology
Blog
Etymology Blog

Speak any language with confidence

Take our quick quiz to start your journey to fluency today!

Get started

Aanschakelen (to switch) conjugation

Dutch
1 examples
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Present tense
schakel aan
schakelt aan
schakelt aan
schakelen aan
schakelen aan
schakelen aan
Present perfect tense
heb aangeschakeld
hebt aangeschakeld
heeft aangeschakeld
hebben aangeschakeld
hebben aangeschakeld
hebben aangeschakeld
Past tense
schakelde aan
schakelde aan
schakelde aan
schakelden aan
schakelden aan
schakelden aan
Future tense
zal aanschakelen
zult aanschakelen
zal aanschakelen
zullen aanschakelen
zullen aanschakelen
zullen aanschakelen
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional mood
zou aanschakelen
zou aanschakelen
zou aanschakelen
zouden aanschakelen
zouden aanschakelen
zouden aanschakelen
Subjunctive mood
schakele aan
schakele aan
schakele aan
schakele aan
schakele aan
schakele aan
Past perfect tense
had aangeschakeld
had aangeschakeld
had aangeschakeld
hadden aangeschakeld
hadden aangeschakeld
hadden aangeschakeld
Future perf.
zal aangeschakeld hebben
zal aangeschakeld hebben
zal aangeschakeld hebben
zullen aangeschakeld hebben
zullen aangeschakeld hebben
zullen aangeschakeld hebben
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional perfect tense
zou aangeschakeld hebben
zou aangeschakeld hebben
zou aangeschakeld hebben
zouden aangeschakeld hebben
zouden aangeschakeld hebben
zouden aangeschakeld hebben
Present bijzin tense
aanschakel
aanschakelt
aanschakelt
aanschakelen
aanschakelen
aanschakelen
Past bijzin tense
aanschakelde
aanschakelde
aanschakelde
aanschakelden
aanschakelden
aanschakelden
Future bijzin tense
zal aanschakelen
zult aanschakelen
zal aanschakelen
zullen aanschakelen
zullen aanschakelen
zullen aanschakelen
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional bijzin mood
zou aanschakelen
zou aanschakelen
zou aanschakelen
zouden aanschakelen
zouden aanschakelen
zouden aanschakelen
Subjunctive bijzin mood
aanschakele
aanschakele
aanschakele
aanschakele
aanschakele
aanschakele
Du
Ihr
Imperative mood
schakel aan
schakelt aan

Examples of aanschakelen

Example in DutchTranslation in English
aanschakelen
Het blijft zich maar weer aanschakelen!		- It just keeps switching back on!

More Dutch verbs

Related

Not found
We have none.

Similar

Not found
We have none.

Similar but longer

Not found
We have none.

Random

aankruien
bring along in wheelbarrow
aanloden
do
aanplanten
post
aanristen
do
aanrukken
hang around
aanschaffen
purchase
aanscharrelen
come along
aanschoppen
do
aanschouwen
do
aanslijken
silt up

Other Dutch verbs with the meaning similar to 'switch':

None found.