Speak any language with confidence

Take our quick quiz to start your journey to fluency today!

Get started

Aannagelen (to do) conjugation

Dutch
5 examples

Conjugation of aannagelen

Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Present tense
nagel aan
I do
nagelt aan
you do
nagelt aan
he/she/it does
nagelen aan
we do
nagelen aan
you all do
nagelen aan
they do
Present perfect tense
heb aangenageld
I have done
hebt aangenageld
you have done
heeft aangenageld
he/she/it has done
hebben aangenageld
we have done
hebben aangenageld
you all have done
hebben aangenageld
they have done
Past tense
nagelde aan
I did
nagelde aan
you did
nagelde aan
he/she/it did
nagelden aan
we did
nagelden aan
you all did
nagelden aan
they did
Future tense
zal aannagelen
I will do
zult aannagelen
you will do
zal aannagelen
he/she/it will do
zullen aannagelen
we will do
zullen aannagelen
you all will do
zullen aannagelen
they will do
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional mood
zou aannagelen
I would do
zou aannagelen
you would do
zou aannagelen
he/she/it would do
zouden aannagelen
we would do
zouden aannagelen
you all would do
zouden aannagelen
they would do
Subjunctive mood
nagele aan
I do
nagele aan
you do
nagele aan
he/she/it do
nagele aan
we do
nagele aan
you all do
nagele aan
they do
Past perfect tense
had aangenageld
I had done
had aangenageld
you had done
had aangenageld
he/she/it had done
hadden aangenageld
we had done
hadden aangenageld
you all had done
hadden aangenageld
they had done
Future perf.
zal aangenageld hebben
I will have done
zal aangenageld hebben
you will have done
zal aangenageld hebben
he/she/it will have done
zullen aangenageld hebben
we will have done
zullen aangenageld hebben
you all will have done
zullen aangenageld hebben
they will have done
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional perfect tense
zou aangenageld hebben
I would have done
zou aangenageld hebben
you would have done
zou aangenageld hebben
he/she/it would have done
zouden aangenageld hebben
we would have done
zouden aangenageld hebben
you all would have done
zouden aangenageld hebben
they would have done
Present bijzin tense
aannagel
I do
aannagelt
you do
aannagelt
he/she/it does
aannagelen
we do
aannagelen
you all do
aannagelen
they do
Past bijzin tense
aannagelde
I did
aannagelde
you did
aannagelde
he/she/it did
aannagelden
we did
aannagelden
you all did
aannagelden
they did
Future bijzin tense
zal aannagelen
I will do
zult aannagelen
you will do
zal aannagelen
he/she/it will do
zullen aannagelen
we will do
zullen aannagelen
you all will do
zullen aannagelen
they will do
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional bijzin mood
zou aannagelen
I would do
zou aannagelen
you would do
zou aannagelen
he/she/it would do
zouden aannagelen
we would do
zouden aannagelen
you all would do
zouden aannagelen
they would do
Subjunctive bijzin mood
aannagele
I do
aannagele
you do
aannagele
he/she/it do
aannagele
we do
aannagele
you all do
aannagele
they do
Du
Ihr
Imperative mood
nagel aan
do
nagelt aan
do

Examples of aannagelen

Example in DutchTranslation in English
- Ze zijn 'n nagel aan m'n doodskist.- What are you doing?
Bij een actie die justitie... de nagel aan de doodskist van de georganiseerde misdaad noemt... zijn overal mensen aangeklaagd.In what prosecutors are calling... a death knell for organised crime... indictments have been handed down across the board.
De nagel aan de doodskist van het Christendom.The thorn in the side of Christendom.
Ik stond daar op de trap... en realiseerde me dat de knoop van mijn mouw... de trapleuning... en de nagel aan mijn ringvinger... absoluut de laatste dingen waren die ik zou zien. Ooit.I stood on those stairs looking down... and realizing that my-my coat sleeve button, the bannister, the nail on my fourth finger... were absolutely the last things I was gonna see... ever.
Ik zweer het, Dexter, Ik ga je nagel aan de muur voor wat je gedaan hebt.I swear to God, Dexter, I'm gonna nail you to the wall for what you've done.

More Dutch verbs

Related

Not found
We have none.

Similar

Not found
We have none.

Similar but longer

Not found
We have none.

Other Dutch verbs with the meaning similar to 'do':

None found.