Aankoersen (to do) conjugation

Dutch
1 examples

Conjugation of aankoersen

Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Present tense
koers aan
I do
koerst aan
you do
koerst aan
he/she/it does
koersen aan
we do
koersen aan
you all do
koersen aan
they do
Present perfect tense
heb aangekoerst
I have done
hebt aangekoerst
you have done
heeft aangekoerst
he/she/it has done
hebben aangekoerst
we have done
hebben aangekoerst
you all have done
hebben aangekoerst
they have done
Past tense
koerste aan
I did
koerste aan
you did
koerste aan
he/she/it did
koersten aan
we did
koersten aan
you all did
koersten aan
they did
Future tense
zal aankoersen
I will do
zult aankoersen
you will do
zal aankoersen
he/she/it will do
zullen aankoersen
we will do
zullen aankoersen
you all will do
zullen aankoersen
they will do
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional mood
zou aankoersen
I would do
zou aankoersen
you would do
zou aankoersen
he/she/it would do
zouden aankoersen
we would do
zouden aankoersen
you all would do
zouden aankoersen
they would do
Subjunctive mood
koerse aan
I do
koerse aan
you do
koerse aan
he/she/it do
koerse aan
we do
koerse aan
you all do
koerse aan
they do
Past perfect tense
had aangekoerst
I had done
had aangekoerst
you had done
had aangekoerst
he/she/it had done
hadden aangekoerst
we had done
hadden aangekoerst
you all had done
hadden aangekoerst
they had done
Future perf.
zal aangekoerst hebben
I will have done
zal aangekoerst hebben
you will have done
zal aangekoerst hebben
he/she/it will have done
zullen aangekoerst hebben
we will have done
zullen aangekoerst hebben
you all will have done
zullen aangekoerst hebben
they will have done
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional perfect tense
zou aangekoerst hebben
I would have done
zou aangekoerst hebben
you would have done
zou aangekoerst hebben
he/she/it would have done
zouden aangekoerst hebben
we would have done
zouden aangekoerst hebben
you all would have done
zouden aangekoerst hebben
they would have done
Present bijzin tense
aankoers
I do
aankoerst
you do
aankoerst
he/she/it does
aankoersen
we do
aankoersen
you all do
aankoersen
they do
Past bijzin tense
aankoerste
I did
aankoerste
you did
aankoerste
he/she/it did
aankoersten
we did
aankoersten
you all did
aankoersten
they did
Future bijzin tense
zal aankoersen
I will do
zult aankoersen
you will do
zal aankoersen
he/she/it will do
zullen aankoersen
we will do
zullen aankoersen
you all will do
zullen aankoersen
they will do
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional bijzin mood
zou aankoersen
I would do
zou aankoersen
you would do
zou aankoersen
he/she/it would do
zouden aankoersen
we would do
zouden aankoersen
you all would do
zouden aankoersen
they would do
Subjunctive bijzin mood
aankoerse
I do
aankoerse
you do
aankoerse
he/she/it do
aankoerse
we do
aankoerse
you all do
aankoerse
they do
Du
Ihr
Imperative mood
koers aan
do
koerst aan
do

Examples of aankoersen

Example in DutchTranslation in English
Ik weet het niet, ik hield de koers aan.I don't know. I stayed on course.

More Dutch verbs

Related

Not found
We have none.

Similar

Not found
We have none.

Similar but longer

Not found
We have none.

Random

aanbraden
sear
aangolven
do
aanhebben
have on
aanheffen
strike up
aankakken
do
aanklagen
accuse
aankoeken
enter into
aankomen
arrive
aanloden
do
aanmonsteren
sign on

Other Dutch verbs with the meaning similar to 'do':

None found.
Learning languages?