Aankaarten (to do) conjugation

Dutch
13 examples

Conjugation of aankaarten

Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Present tense
kaart aan
I do
kaart aan
you do
kaart aan
he/she/it does
kaarten aan
we do
kaarten aan
you all do
kaarten aan
they do
Present perfect tense
heb aangekaart
I have done
hebt aangekaart
you have done
heeft aangekaart
he/she/it has done
hebben aangekaart
we have done
hebben aangekaart
you all have done
hebben aangekaart
they have done
Past tense
kaartte aan
I did
kaartte aan
you did
kaartte aan
he/she/it did
kaartten aan
we did
kaartten aan
you all did
kaartten aan
they did
Future tense
zal aankaarten
I will do
zult aankaarten
you will do
zal aankaarten
he/she/it will do
zullen aankaarten
we will do
zullen aankaarten
you all will do
zullen aankaarten
they will do
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional mood
zou aankaarten
I would do
zou aankaarten
you would do
zou aankaarten
he/she/it would do
zouden aankaarten
we would do
zouden aankaarten
you all would do
zouden aankaarten
they would do
Subjunctive mood
kaarte aan
I do
kaarte aan
you do
kaarte aan
he/she/it do
kaarte aan
we do
kaarte aan
you all do
kaarte aan
they do
Past perfect tense
had aangekaart
I had done
had aangekaart
you had done
had aangekaart
he/she/it had done
hadden aangekaart
we had done
hadden aangekaart
you all had done
hadden aangekaart
they had done
Future perf.
zal aangekaart hebben
I will have done
zal aangekaart hebben
you will have done
zal aangekaart hebben
he/she/it will have done
zullen aangekaart hebben
we will have done
zullen aangekaart hebben
you all will have done
zullen aangekaart hebben
they will have done
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional perfect tense
zou aangekaart hebben
I would have done
zou aangekaart hebben
you would have done
zou aangekaart hebben
he/she/it would have done
zouden aangekaart hebben
we would have done
zouden aangekaart hebben
you all would have done
zouden aangekaart hebben
they would have done
Present bijzin tense
aankaart
I do
aankaart
you do
aankaart
he/she/it does
aankaarten
we do
aankaarten
you all do
aankaarten
they do
Past bijzin tense
aankaartte
I did
aankaartte
you did
aankaartte
he/she/it did
aankaartten
we did
aankaartten
you all did
aankaartten
they did
Future bijzin tense
zal aankaarten
I will do
zult aankaarten
you will do
zal aankaarten
he/she/it will do
zullen aankaarten
we will do
zullen aankaarten
you all will do
zullen aankaarten
they will do
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional bijzin mood
zou aankaarten
I would do
zou aankaarten
you would do
zou aankaarten
he/she/it would do
zouden aankaarten
we would do
zouden aankaarten
you all would do
zouden aankaarten
they would do
Subjunctive bijzin mood
aankaarte
I do
aankaarte
you do
aankaarte
he/she/it do
aankaarte
we do
aankaarte
you all do
aankaarte
they do
Du
Ihr
Imperative mood
kaart aan
do
kaart aan
do

Examples of aankaarten

Example in DutchTranslation in English
Ik wil graag iets aankaarten, maar ik wil niet brutaal overkomen.Um... there was one thing that I really wanted to talk to you about, and I don't... I don't wanna seem out of line.
Ik wil hier niet het overduidelijke aankaarten, maar het lijkt erop dat alle spullen die niet meer nodig waren, van jou waren.Look, I don't want to be Captain Obvious here, but it seems like the only stuff that got banished to the storage locker was yours.
Ik zal je zaken aankaarten.I'll do my best to address your concerns.
Nu de gemeenteraad toch bijeen is wil ik de broodnodige restauratie van de kerktoren aankaarten.Pardon, Mr. Mayor knowing there was a meeting at Town Hall I came in person to point out to the assembly the grave issue of repairing the tower.
Wil je iets aankaarten of aansnijden ?Is there a matter you'd like to take up or down?
- Ik ben een kaart aan het tekenen.What are you doing? I'm drawing a map, Hardison.
Alles wat je moet doen is deze kaart aan Kanemaru geven.All you have to do is give this map to Kanemaru.
Daarom wou ik niet achter die ID-kaart aan.This is exactly why I didn't want to chase that I.D. Here. What are you doing? If that girl isn't in her room,
Ik ben de effecten van LSD in kaart aan het brengen op de angst van de terminale patiƫnten.I'm documenting the effects of LSD on the anxiety of terminal patients.
Ja, maar hij of zij is hier mijn kaart aan het gebruiken voor goede doelen.yeah, but he or she has been using my card to make charitable donations.
Als ze met de kaarten aan het knoeien was, dan deed ze dat tussen de beelden.If she was palming cards or pulling some sleight of hand, she was doing it between the video frames.
Je zet hem zonder kaarten aan de pokertafel en zegt dat hij moet bluffen.You just sat that man down at a high-stakes poker game with no cards and told him to bluff.
Of wanneer Malone Louis' chantage aankaart? - Dat maakt niet uit.How do you think it's gonna go the first time Malone brings up Louis' blackmail?

More Dutch verbs

Related

Not found
We have none.

Similar

Not found
We have none.

Similar but longer

Not found
We have none.

Other Dutch verbs with the meaning similar to 'do':

None found.
Learning languages?