Conjugation
Etymology
Blog
Courses
Get a Dutch Tutor
Conjugation
Etymology
Blog
aanglimmen
to do
Conjugation
Details
Looking for learning resources?
Study with our courses!
Get a full course →
Conjugation
of
aanglimmen
Translation
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Present tense
glim aan
I do
glimt aan
you do
glimt aan
he/she/it does
glimmen aan
we do
glimmen aan
you all do
glimmen aan
they do
Present perfect tense
heb aangeglommen
I have done
hebt aangeglommen
you have done
heeft aangeglommen
he/she/it has done
hebben aangeglommen
we have done
hebben aangeglommen
you all have done
hebben aangeglommen
they have done
Past tense
glom aan
I did
glom aan
you did
glom aan
he/she/it did
glommen aan
we did
glommen aan
you all did
glommen aan
they did
Future tense
zal aanglimmen
I will do
zult aanglimmen
you will do
zal aanglimmen
he/she/it will do
zullen aanglimmen
we will do
zullen aanglimmen
you all will do
zullen aanglimmen
they will do
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional mood
zou aanglimmen
I would do
zou aanglimmen
you would do
zou aanglimmen
he/she/it would do
zouden aanglimmen
we would do
zouden aanglimmen
you all would do
zouden aanglimmen
they would do
Subjunctive mood
glimme aan
I do
glimme aan
you do
glimme aan
he/she/it do
glimme aan
we do
glimme aan
you all do
glimme aan
they do
Past perfect tense
had aangeglommen
I had done
had aangeglommen
you had done
had aangeglommen
he/she/it had done
hadden aangeglommen
we had done
hadden aangeglommen
you all had done
hadden aangeglommen
they had done
Future perf.
zal aangeglommen hebben
I will have done
zal aangeglommen hebben
you will have done
zal aangeglommen hebben
he/she/it will have done
zullen aangeglommen hebben
we will have done
zullen aangeglommen hebben
you all will have done
zullen aangeglommen hebben
they will have done
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional perfect tense
zou aangeglommen hebben
I would have done
zou aangeglommen hebben
you would have done
zou aangeglommen hebben
he/she/it would have done
zouden aangeglommen hebben
we would have done
zouden aangeglommen hebben
you all would have done
zouden aangeglommen hebben
they would have done
Present bijzin tense
aanglim
I do
aanglimt
you do
aanglimt
he/she/it does
aanglimmen
we do
aanglimmen
you all do
aanglimmen
they do
Past bijzin tense
aanglom
I did
aanglom
you did
aanglom
he/she/it did
aanglommen
we did
aanglommen
you all did
aanglommen
they did
Future bijzin tense
zal aanglimmen
I will do
zult aanglimmen
you will do
zal aanglimmen
he/she/it will do
zullen aanglimmen
we will do
zullen aanglimmen
you all will do
zullen aanglimmen
they will do
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional bijzin mood
zou aanglimmen
I would do
zou aanglimmen
you would do
zou aanglimmen
he/she/it would do
zouden aanglimmen
we would do
zouden aanglimmen
you all would do
zouden aanglimmen
they would do
Subjunctive bijzin mood
aanglimme
I do
aanglimme
you do
aanglimme
he/she/it do
aanglimme
we do
aanglimme
you all do
aanglimme
they do
Du
Ihr
Imperative mood
glim aan
do
glimt aan
do
Further details about this page
LOCATION
Cooljugator
/
Dutch
/
aanglimmen
RELATED PAGES
aangrimmen
do
aangrommen
do
Back to Top